Erkenning van de Auteur onder het Japanse Auteursrecht: Principes en Zakelijke Uitzonderingen

In de Japanse auteursrechtwet is de vraag ‘wie is de auteur?’ een uiterst belangrijk discussiepunt dat het startpunt vormt voor alle rechtenkwesties. In tegenstelling tot patenten en handelsmerken, ontstaat auteursrecht automatisch op het moment van creatie, zonder dat enige registratieprocedure vereist is. Dit principe, bekend als ‘formaliteitsloosheid’, beschermt snel de rechten van de maker, maar brengt tegelijkertijd het risico met zich mee dat de toewijzing van rechten onduidelijk wordt, vooral in bedrijfsactiviteiten. In principe wordt de natuurlijke persoon die het werk heeft gecreëerd beschouwd als de auteur, maar in de zakelijke omgeving zijn er situaties waarin meerdere personen gezamenlijk aan een creatie werken, werknemers werken creëren als onderdeel van hun taken, of er zijn grootschalige projecten zoals films waarbij vele specialisten betrokken zijn. Om deze complexe situaties het hoofd te bieden, heeft de Japanse auteursrechtwet enkele belangrijke uitzonderingen en speciale regels ingesteld die de basisprincipes aanvullen. Deze regels nauwkeurig begrijpen en adequaat beheren is essentieel voor bedrijven om hun intellectuele eigendom te beschermen en toekomstige geschillen te voorkomen. In dit artikel zullen we eerst de basisprincipes van auteursidentificatie bevestigen en vervolgens vanuit een gespecialiseerd perspectief de uitzonderingen die met name belangrijk zijn voor bedrijfsjuridische zaken, zoals gezamenlijke auteurschap, werknemersauteurschap en auteursrecht op filmwerken, bespreken met concrete wetgeving en jurisprudentie.
Beginsel: Wie is de Auteur?
Onder het Japanse auteursrecht wordt de auteur fundamenteel gedefinieerd als “de persoon die het werk creëert”, een onwrikbaar principe dat expliciet is vastgelegd in Artikel 2, Paragraaf 1, Nummer 2 van de Japanse Auteursrechtwet. De term “de persoon die creëert” verwijst hier naar de natuurlijke persoon die de concrete expressie-activiteit uitvoert. Daarom worden personen die enkel financiering hebben verstrekt, een idee voor creatie hebben voorgesteld, of slechts algemene instructies hebben gegeven als manager, niet als auteurs beschouwd onder dit principe. Het object van auteursrechtelijke bescherming is strikt de creatieve “expressie” zelf, en de persoon die deze expressie met eigen handen concretiseert, wordt erkend als de auteur.
Wat dit principe nog belangrijker maakt, is de ‘formaliteitsloze’ benadering die de Japanse Auteursrechtwet hanteert. Artikel 17, Paragraaf 2 van de Japanse Auteursrechtwet bepaalt dat de rechten van de auteur “beginnen op het moment van creatie van het werk”, zonder enige vereiste voor registratie bij overheidsinstanties of specifieke aanduidingen. Deze twee principes gecombineerd leiden tot de juridische consequentie dat, op het moment dat een werk wordt gecreëerd, de auteursrechten automatisch toekomen aan de schepper ervan.
Dit systeem kan aanzienlijke risico’s met zich meebrengen vanuit een zakelijk perspectief. Neem bijvoorbeeld een bedrijf dat een externe freelance ontwerper inhuurt om een logo te ontwerpen. Zodra de ontwerper het ontwerp voltooit, behoren de auteursrechten van het logo automatisch toe aan de ontwerper volgens de principes van de Japanse Auteursrechtwet. Het bedrijf wordt niet de rechthebbende van het auteursrecht op het logo, ondanks dat het ervoor heeft betaald, tenzij er een afzonderlijke overeenkomst voor de overdracht van auteursrechten wordt gesloten. Dit risico van rechten toekenning ontstaat niet in de fase van registratie, maar op het exacte moment van creatie. Daarom is het voor bedrijven essentieel om voorafgaand aan de creatie, door middel van contracten, de rechtenverhoudingen duidelijk vast te leggen, als onderdeel van proactief risicobeheer, in plaats van te vertrouwen op reactieve maatregelen.
Bij betrokkenheid van meerdere makers: gezamenlijke auteurs
In zakelijke projecten komt het vaak voor dat meerdere experts samenwerken om één resultaat te creëren. Een kwestie die hierbij kan spelen is de behandeling van ‘gezamenlijke auteurswerken’. De Japanse auteursrechtwet definieert gezamenlijke auteurswerken als ‘werken die door twee of meer personen gezamenlijk zijn gecreëerd en waarvan de bijdragen van de individuen niet gescheiden kunnen worden om afzonderlijk te worden gebruikt’. Deze definitie bevat twee belangrijke vereisten: ten eerste, dat er een intentie is van meerdere makers om gezamenlijk een enkel auteurswerk te creëren, en ten tweede, dat het niet mogelijk is om in het voltooide auteurswerk de bijdragen van elk individu fysiek of conceptueel te scheiden voor onafhankelijk gebruik.
Dit staat duidelijk in contrast met ‘samengevoegde auteurswerken’, waarbij de bijdragen van elk individu wel gescheiden kunnen worden. Bijvoorbeeld, als meerdere auteurs elk een verschillend hoofdstuk schrijven om een boek te voltooien, kunnen de hoofdstukken als onafhankelijke auteurswerken worden gescheiden en gebruikt, waardoor dit een samengevoegd auteurswerk is. In dit geval behoudt elke auteur het auteursrecht op het hoofdstuk dat zij hebben geschreven. Aan de andere kant, als twee scenarioschrijvers samenwerken om één script te schrijven, is het onmogelijk om de bijdrage van slechts één van hen te extraheren, waardoor dit een gezamenlijk auteurswerk wordt.
Wat betreft de uitoefening van rechten op gezamenlijke auteurswerken, stelt de Japanse auteursrechtwet zeer strikte regels. De rechten die een auteur heeft, kunnen grofweg worden onderverdeeld in ‘morele rechten’, die geestelijke belangen beschermen, en ‘auteursrechten (eigendomsrechten)’, die financiële belangen beschermen. In het geval van gezamenlijke auteurswerken is de instemming van alle gezamenlijke auteurs vereist voor de uitoefening van beide soorten rechten. Specifiek vereist artikel 64, lid 1, van de Japanse auteursrechtwet de instemming van iedereen voor de uitoefening van morele rechten, en artikel 65, lid 2, vereist de instemming van iedereen voor de uitoefening van auteursrechten (eigendomsrechten).
Dit principe van ‘instemming van iedereen’ is niet alleen van toepassing op licenties aan derden, maar ook als een van de mede-eigenaren het auteurswerk alleen wil gebruiken. Bovendien bepaalt artikel 65, lid 1, van de Japanse auteursrechtwet dat wanneer een mede-eigenaar zijn aandeel wil overdragen of een pandrecht wil vestigen, hij ook de instemming van alle andere mede-eigenaren moet verkrijgen.
Dit principe van unanimiteit heeft als doel één van de gezamenlijke auteurs te beschermen, maar het kan ook een ernstig zakelijk risico met zich meebrengen, namelijk een ‘auteursrechtelijke impasse’. Als zelfs maar één van de gezamenlijke auteurs tegen is, wordt elke commerciële exploitatie van het auteurswerk, zoals licentieverlening, verkoop of wijziging, onmogelijk, waardoor waardevol intellectueel eigendom volledig bevroren kan raken. Om dergelijke situaties te voorkomen, verbiedt de Japanse auteursrechtwet het ‘tegen goede trouw’ verhinderen van de totstandkoming van een overeenkomst met betrekking tot morele rechten (artikel 64, lid 2) en verbiedt het zonder ‘legitieme reden’ weigeren van instemming met betrekking tot auteursrechten (eigendomsrechten) (artikel 65, lid 3). Echter, om te bepalen wat ‘tegen goede trouw’ of ‘zonder legitieme reden’ is, moet men uiteindelijk een beroep doen op rechtszaken, wat tijd en kosten met zich meebrengt en dus geen praktische zakelijke oplossing is.
Daarom is het bij het starten van een gezamenlijk creatief project essentieel om vooraf een contract tussen de gezamenlijke auteurs op te stellen, waarin de methode van uitoefening van rechten, de verdeling van inkomsten, de aanwijzing van een vertegenwoordiger om rechten uit te oefenen en een mechanisme voor het oplossen van conflicten gedetailleerd worden vastgelegd. Dit is de enige en beste strategie om het risico van een impasse te vermijden.
| Kenmerk | Gezamenlijke auteurswerken | Samengevoegde auteurswerken |
| Creatief proces | Er is een gezamenlijke intentie om een uniform auteurswerk te creëren, en de creatieve activiteiten worden als één geheel uitgevoerd. | Elke auteur creëert onafhankelijk een auteurswerk, dat later wordt samengevoegd. |
| Scheidbaarheid van bijdragen | Het is onmogelijk om de bijdragen van elk individu te scheiden voor onafhankelijk gebruik. | Het is mogelijk om de bijdragen van elk individu te scheiden voor onafhankelijk gebruik. |
| Uitoefening van rechten | Voor het gebruik van het gehele auteurswerk is in principe de instemming van alle auteurs vereist. | Elke auteur kan zelfstandig rechten uitoefenen op het deel dat hij heeft gecreëerd. |
| Voorbeeld | Een script geschreven door meerdere personen. | Een anthologie van essays door verschillende auteurs. |
Identificatie van de Auteur in de Praktijk: Het Vermoeden van Auteurschap onder Japans Recht
Wanneer er veel tijd is verstreken sinds de creatie van een werk of wanneer er veel betrokkenen zijn, kan het bewijzen wie de ware auteur is, uitdagend zijn. Om deze praktische moeilijkheden te verminderen, bevat het Japanse auteursrecht een bepaling over het ‘vermoeden van auteurschap’. Artikel 14 van de Japanse Auteursrechtwet stelt dat “een persoon wiens naam of benaming, als zijnde algemeen bekend, op de originele werken of bij het aanbieden of presenteren van de werken aan het publiek, op gebruikelijke wijze wordt weergegeven, wordt vermoed de auteur van het werk te zijn”.
Deze bepaling is slechts een ‘vermoeden’ in juridische zin en kan worden weerlegd met tegenbewijs. Dit betekent dat de persoon wiens naam op het werk wordt weergegeven voorlopig als de auteur wordt beschouwd, maar als kan worden bewezen dat deze weergave niet overeenkomt met de feiten, kan dit vermoeden worden weerlegd. Een belangrijke rechtszaak die de juridische aard en de grenzen van deze vermoedens verduidelijkt, is de beslissing van het Japanse Hooggerechtshof voor Intellectueel Eigendom, bekend als de ‘Selectie van Auteursrechtelijke Rechtszaken’.
In deze zaak beweerde een academicus, wiens naam als ‘redacteur’ op een reeks juridische boeken werd weergegeven, dat hij de auteur van de boeken was. Het was duidelijk dat, aangezien zijn naam als redacteur op de boeken werd weergegeven, het vermoeden van auteurschap volgens Artikel 14 van de Japanse Auteursrechtwet van toepassing was. Echter, de rechtbank onderzocht in detail de daadwerkelijke betrokkenheid van de academicus bij het project. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de bijdrage van de academicus beperkt bleef tot advies en het geven van meningen, en dat hij niet actief betrokken was bij de kern van de creatieve activiteit, zoals de selectie en rangschikking van de te publiceren rechtszaken, die essentieel zijn voor een redactioneel werk. Met andere woorden, zijn rol was in wezen die van een adviseur en er kon niet worden gezegd dat hij een creatieve bijdrage had geleverd, waardoor de rechtbank het vermoeden van auteurschap verwierp.
Deze rechtszaak maakt duidelijk dat bij de identificatie van de auteur niet de titel of weergave, maar de daadwerkelijke creatieve bijdrage van belang is. Voor bedrijven zijn hier twee belangrijke implicaties aan verbonden. Ten eerste moet de persoon die als auteur wordt weergegeven op interne documenten, rapporten of andere werken, niet slechts een projectleider of functionaris zijn, maar iemand die daadwerkelijk een creatieve bijdrage heeft geleverd. Een gemakkelijke toekenning van auteurschap leidt slechts tot een juridisch ongeldig vermoeden. Ten tweede, als een persoon die ten onrechte als auteur wordt weergegeven, rechten claimt, kan het bedrijf deze claim mogelijk weerleggen door te bewijzen dat de persoon geen daadwerkelijke creatieve bijdrage heeft geleverd. Bij het beheren van intellectueel eigendom is het voor bedrijven van cruciaal belang om bij het opstellen van een creditbeleid niet de positie of hiërarchie, maar de werkelijke creatieve bijdrage als maatstaf te nemen om juridische stabiliteit te waarborgen.
Belangrijke uitzondering #1: Werken gecreëerd binnen een rechtspersoon
In de dagelijkse bedrijfsvoering worden voortdurend werken zoals rapporten, blauwdrukken, software en ontwerpen gecreëerd. Als voor elk van deze werken telkens toestemming van de creërende werknemer vereist zou zijn, zou dit de soepele uitvoering van bedrijfsactiviteiten aanzienlijk hinderen. Om dit probleem op te lossen, heeft de Japanse auteursrechtwet een systeem van ‘dienstwerken’ ingesteld als de belangrijkste uitzondering op het principe van auteurschap. Deze bepaling, vastgelegd in artikel 15 van de Japanse auteursrechtwet, erkent dat in bepaalde gevallen niet de individuele werknemer die het werk heeft gecreëerd, maar de werkgever of rechtspersoon als de oorspronkelijke auteur wordt beschouwd.
Voor het tot stand komen van een dienstwerk moeten alle volgende vereisten van artikel 15, lid 1 van de Japanse auteursrechtwet worden vervuld:
- Het werk moet zijn gecreëerd op initiatief van de rechtspersoon.
- Het moet zijn gemaakt door iemand die werkzaam is bij die rechtspersoon.
- Het moet zijn gecreëerd als onderdeel van de dienstbetrekking.
- Het moet worden gepubliceerd onder de naam van de rechtspersoon.
- Er mag geen specifieke regeling zijn in het contract, de arbeidsvoorwaarden of anderszins op het moment van creatie.
Echter, met betrekking tot computerprogramma’s, die vaak intern worden ontwikkeld en niet extern worden gepubliceerd, wordt het vierde vereiste van ‘publicatie onder de naam van de rechtspersoon’ niet vereist volgens artikel 15, lid 2 van de Japanse auteursrechtwet, rekening houdend met de werkelijkheid.
| Vereiste | Algemene werken (rapporten, ontwerpen, etc.) | Computerprogramma’s |
| 1. Initiatief van de rechtspersoon | Vereist | Vereist |
| 2. Gemaakt door iemand in dienst | Vereist | Vereist |
| 3. Gecreëerd als onderdeel van de dienst | Vereist | Vereist |
| 4. Publicatie onder de naam van de rechtspersoon | Vereist | Niet vereist |
| 5. Geen specifieke regeling | Vereist | Vereist |
Binnen deze vereisten is de reikwijdte van ‘iemand die werkzaam is bij die rechtspersoon’ het meest vatbaar voor interpretatie en vaak een punt van geschil in rechtszaken. Het is duidelijk dat vaste medewerkers hieronder vallen, maar de behandeling van werken gecreëerd door contractmedewerkers, uitzendkrachten of freelancers die een dienstverleningsovereenkomst hebben gesloten, kan problematisch zijn.
Een leidende zaak in dit verband is het oordeel van het Japanse Hooggerechtshof van 11 april 2003 (2003) in de ‘RGB Adventure-zaak’. In deze zaak creëerde een Chinese ontwerper, die Japan bezocht op een toeristenvisum, een karakterontwerp voor een Japans animatieproductiebedrijf. Er was geen formeel arbeidscontract tussen de ontwerper en het bedrijf. Het Hooggerechtshof benadrukte een beoordelingscriterium dat de werkelijke relatie belangrijker acht dan de formele contractuele relatie (de substantiële theorie). Specifiek werd gesteld dat er twee elementen in overweging genomen moeten worden: (1) of er een realiteit is van het leveren van arbeid onder toezicht en leiding van de rechtspersoon, en (2) of het betaalde geld als vergoeding voor die arbeid kan worden beschouwd. In dit geval werd een substantiële toezicht- en leidingsrelatie erkend omdat de ontwerper werkte volgens de instructies van het bedrijf en een vast maandelijks bedrag ontving, waardoor het dienstwerk werd bevestigd.
Deze beslissing van het Hooggerechtshof is de standaard geworden voor latere rechtszaken. Bijvoorbeeld, in de ‘Fotograaf-zaak’ (Intellectuele Eigendomsrechtbank, 24 december 2009), werd geoordeeld dat een professionele fotograaf, ondanks het ontvangen van algemene instructies van het bedrijf, een hoge mate van professionele discretie uitoefende bij het fotograferen en niet onder daadwerkelijk toezicht en leiding stond, waardoor het dienstwerk niet werd erkend. Aan de andere kant, in de ‘Valhalla Gate in the Divine Prison-zaak’ (Intellectuele Eigendomsrechtbank, 25 februari 2016), werd geoordeeld dat een game-ontwikkelaar zonder arbeidscontract, die werktijden bijhield met een tijdskaart en bedrijfsfaciliteiten gebruikte, onder daadwerkelijk toezicht en leiding stond, waardoor het dienstwerk werd bevestigd.
De belangrijke conclusie die uit deze rechtszaken kan worden getrokken, is dat de ‘werkelijke bedrijfsvoering’ van een onderneming op dagelijkse basis een juridische betekenis heeft voor de toewijzing van intellectueel eigendom. Zelfs als een contract als ‘dienstverlening’ wordt omschreven, kan een rechtbank een werkelijke situatie waarin werkuren en locaties strikt worden beheerd, gedetailleerde instructies worden gegeven over de voortgang van het werk, en betaling per uur plaatsvindt, beschouwen als een daadwerkelijke toezicht- en leidingsrelatie en oordelen dat de auteursrechten van het resultaat als dienstwerk aan het bedrijf toebehoren. Daarom moeten bedrijven hun contractuele inhoud en daadwerkelijke bedrijfsmanagementmethoden strategisch op elkaar afstemmen om het risico van onbedoelde rechtenoverdracht te beheren.
Belangrijke Uitzondering №2: Het Auteursrecht op Films
Films zijn een vorm van totaalkunst die tot stand komt door de creatieve bijdragen van een groot aantal specialisten, zoals regisseurs, scenarioschrijvers, cinematografen, production designers, acteurs en musici. Als al deze bijdragers gezamenlijk auteursrechten (eigendomsrechten) zouden delen als co-auteurs, zou het risico op een ‘auteursrechtelijke patstelling’ enorm toenemen, waardoor commercieel gebruik van films, zoals distributie en licentieverlening, praktisch onmogelijk zou kunnen worden. Om dergelijke situaties te vermijden en de gezonde ontwikkeling van de filmindustrie, die aanzienlijke investeringen vereist, te bevorderen, heeft de Japanse auteursrechtwet specifieke regels vastgesteld voor het auteursrecht op films.
Ten eerste definieert Artikel 16 van de Japanse auteursrechtwet de ‘auteur’ van een filmwerk als ‘degene die creatief bijdraagt aan de algehele vorming van dat filmwerk door verantwoordelijk te zijn voor productie, regie, cinematografie, art direction, enzovoort’. Dit omvat personen zoals filmregisseurs en cinematografen. Deze mensen behouden als auteurs het onoverdraagbare ‘morele recht van de auteur’ (zoals het recht op naamsvermelding en het recht op integriteit van het werk).
Wat betreft de toewijzing van ‘auteursrechten’ als eigendomsrechten, stelt Artikel 29 van de Japanse auteursrechtwet echter een cruciale uitzondering vast. Deze bepaling bepaalt dat de auteursrechten op een filmwerk oorspronkelijk toebehoren aan niet de auteurs (zoals de regisseur), maar aan ‘degene die het initiatief en de verantwoordelijkheid heeft voor de productie van dat filmwerk’, oftewel de ‘filmproducent’. Een filmproducent verwijst doorgaans naar de filmmaatschappij of productiecommissie die de financiering voor de filmproductie regelt en de uiteindelijke verantwoordelijkheid draagt.
Dit mechanisme is het resultaat van een duidelijke beleidsmatige overweging ingebed in de Japanse auteursrechtwet. Door de eigendomsrechten, die nodig zijn voor commercieel gebruik, te centraliseren bij de filmproducent die het zakelijke risico draagt, wordt de complexiteit van het beheren van rechten opgelost en wordt soepele financiering en wereldwijde distributie mogelijk gemaakt. Hierdoor kunnen investeerders zonder zorgen over onzekerheid in de rechtenverhoudingen, met vertrouwen investeren in filmprojecten. Dit gescheiden model, dat de morele rechten bij de individuele makers laat en de eigendomsrechten centraliseert bij de producent, kan worden beschouwd als een uiterst rationele juridische oplossing die de eer van de makers en de ontwikkeling van de filmindustrie als bedrijfstak in evenwicht brengt.
Aanvullende informatie over computergegenereerde werken
In de afgelopen jaren is de behandeling van auteursrechten op content gegenereerd door computers een wereldwijde discussie geworden, parallel aan de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie (AI) technologieën. Hoewel de Japanse auteursrechtwet geen directe bepalingen bevat over dit onderwerp, is er een consistente benadering voorgesteld in de loop van vele jaren van overweging, beginnend met een rapport gepubliceerd door de Copyright Council van het Japanse Agentschap voor Culturele Zaken in 1993.
Deze fundamentele benadering staat bekend als de ‘tool theory’. Het positioneert computers en AI-systemen als geavanceerde ‘tools’ die mensen gebruiken voor creatieve activiteiten. Volgens deze benadering, zelfs als een werk is gegenereerd door een computer, wordt de persoon die creatieve intentie heeft getoond tijdens het creatieproces en specifieke instructies heeft gegeven (zoals het invoeren van prompts, het selecteren van data, het instellen van parameters, en het selecteren of aanpassen van de gegenereerde resultaten) om gedachten of gevoelens creatief uit te drukken, erkend als de auteur van het werk.
Hoe geavanceerd AI-technologie ook wordt, onder de huidige interpretatie van de Japanse wet, kan AI zelf geen auteur worden. Het juridische vraagstuk ligt niet bij de vraag of ‘AI een auteur kan zijn’, maar bij ‘welke menselijke handelingen in het creatieproces van AI-gegenereerde werken worden beoordeeld als creatieve bijdragen aan een auteursrechtelijk beschermd werk’. Deze consistente benadering van de ‘tool theory’ biedt een zekere mate van juridische voorspelbaarheid, zelfs als de technologie snel verandert. Voor bedrijven die AI gebruiken om content te genereren, is het belangrijk om het proces van menselijke creatieve betrokkenheid, zoals het ontwerpen van prompts en het selecteren en bewerken van de gegenereerde resultaten, te documenteren en bewijsbaar te maken om de auteursrechten te waarborgen.
Samenvatting
In het Japanse auteursrecht wordt de maker van een werk als de auteur erkend, een principe dat eenvoudig en duidelijk begint. Echter, binnen de context van bedrijfsactiviteiten bestaan er diverse vormen van creatie die niet door dit principe alleen kunnen worden afgedekt. Belangrijke uitzonderingen zoals gezamenlijke auteurschap waarbij meerdere personen betrokken zijn, werken gemaakt door werknemers in dienstverband, en auteursrecht op films, zijn vastgesteld om de toewijzing van rechten af te stemmen op de realiteit van het bedrijfsleven. Zonder een correct begrip van deze regels, kan het voortzetten van bedrijfsactiviteiten leiden tot het onbedoeld verliezen van belangrijke intellectuele eigendomsrechten of het betrokken raken bij onvoorziene rechtsconflicten, wat aanzienlijke risico’s met zich meebrengt. Om de stabiliteit van uw bedrijf te waarborgen en de toewijzing van intellectuele eigendomsrechten te verzekeren, is het essentieel om vooraf duidelijke en gedetailleerde contracten af te sluiten met alle betrokken partijen bij creatieve activiteiten en de rechtenverhoudingen te regelen.
Ons kantoor, Monolith Law Office, heeft een rijke ervaring in het bieden van gespecialiseerde juridische diensten aan een groot aantal binnen- en buitenlandse cliënten met betrekking tot complexe kwesties onder het Japanse auteursrecht. Ons kantoor heeft meerdere experts in dienst die niet alleen gekwalificeerd zijn als Japanse advocaten, maar ook als buitenlandse advocaten en die Engels spreken, waardoor we nauwkeurig kunnen reageren op auteursrechtkwesties binnen een internationale zakelijke context. Als u specifieke vragen heeft over de erkenning van auteurs zoals besproken in dit artikel, het opstellen van contracten, of het opzetten van een rechtenbeheersysteem om uw intellectuele eigendomsstrategie te ondersteunen, neem dan gerust contact op met ons kantoor. De bronnen die in dit rapport worden gebruikt, zijn te vinden op
Category: General Corporate




















