Uitleg van naburige rechten onder het Japanse auteursrecht

Het Japanse intellectuele eigendomsrecht beschermt niet alleen de rechten van de persoon die het werk heeft gecreëerd, oftewel de ‘schepper’, maar ook de rechten van degenen die een belangrijke rol spelen in het overbrengen van het werk aan het publiek, oftewel de ‘verspreiders’. Deze dubbele beschermingsstructuur vormt de basis van de Japanse contentindustrie en heeft als doel zowel creatieve activiteiten als de verspreiding van cultuur te bevorderen. De Japanse auteursrechtwet onderscheidt de rechten die aan de schepper worden verleend, ‘auteursrechten’ genoemd, van de rechten die aan de verspreiders worden verleend, bekend als ‘naburige rechten’. Dit fundamentele onderscheid is van cruciaal belang voor bedrijven die actief zijn in de media-, entertainment- en technologiebranches. Voor alle bedrijven die betrokken zijn bij contentgerelateerde activiteiten, zoals filmproductie, muziekdistributie en het beheer van online platforms, is het niet voldoende om alleen ‘auteursrechten’ te begrijpen; dit kan leiden tot aanzienlijke juridische en financiële risico’s. Het doel van dit artikel is om een duidelijke analyse te bieden, gebaseerd op juridische gronden, van de naburige rechten die door de Japanse auteursrechtwet worden toegekend aan uitvoerende kunstenaars, platenproducenten en omroep- en kabelomroeporganisaties. Deze rechten zijn niet alleen juridische beperkingen, maar ook waardevolle commerciële activa die het onderwerp kunnen zijn van transacties en licenties. In dit artikel wordt ook in detail besproken hoe deze rechten vanuit een managementperspectief invloed kunnen hebben op bedrijfsstrategieën.
De Basisbegrippen van Naburige Rechten Onder Japans Auteursrecht
Naburige rechten vormen een categorie van rechten die zijn vastgelegd in Hoofdstuk 4 (Artikelen 89 tot 104) van de Japanse Auteursrechtwet. Deze wet beschermt de entiteiten die een essentiële bijdrage leveren aan de overdracht van werken, en specifiek gaat het om de volgende vier groepen:
- Uitvoerende kunstenaars
- Producenten van fonogrammen
- Omroeporganisaties
- Kabelomroeporganisaties
Een van de belangrijke principes die de Japanse Auteursrechtwet hanteert, is het ‘formaliteitsloze’ systeem. Dit betekent dat, net als bij auteursrechten, voor het ontstaan van naburige rechten geen enkele procedure zoals registratie bij een overheidsinstantie vereist is. De rechten ontstaan automatisch op het moment dat een uitvoering plaatsvindt, geluid op een fonogram wordt vastgelegd, of een uitzending wordt gedaan.
Het bestaan van deze naburige rechten brengt unieke uitdagingen met zich mee in de bedrijfsvoering. Neem bijvoorbeeld een enkel commercieel muzieknummer; hierin kunnen meerdere verschillende rechten overlappen. Wanneer een bedrijf een lied wil gebruiken als soundtrack voor een film, moet het eerst toestemming krijgen voor de ‘auteursrechten’ van de tekstschrijver en componist. Daarnaast moet het ook toestemming verkrijgen voor de ‘naburige rechten’ van de artiest die het lied heeft gezongen of gespeeld, en voor de ‘naburige rechten’ van de platenmaatschappij die de opname heeft gemaakt en het originele fonogram heeft geproduceerd. Op deze manier vereist het gebruik van één stuk content complexe rechtenafhandelingen met meerdere rechthebbenden. Als men de structuur van deze ‘gestapelde rechten’ niet begrijpt en nalaat om zelfs maar één recht af te handelen, kan dit leiden tot ernstige situaties zoals de stopzetting van het hele project of claims voor schadevergoeding. Daarom wordt van het management en de juridische afdelingen verwacht dat zij een grondig voorafgaand risicobeheer uitvoeren, met inachtneming van deze rechtenstructuur.
Rechten van uitvoerende kunstenaars onder Japans recht
De Japanse Auteurswet definieert acteurs, muzikanten, zangers en dansers, die werken uitvoeren, dansen, spelen en zingen, als ‘uitvoerende kunstenaars’ en kent hen zowel rechten toe om hun persoonlijke belangen te beschermen als rechten om hun financiële belangen te beschermen.
Morele rechten van uitvoerende kunstenaars
De morele rechten van uitvoerende kunstenaars beschermen hun persoonlijke en persoonlijkheidsrechten en zijn exclusief en niet-overdraagbaar. Dit omvat voornamelijk twee rechten.
Het eerste is het recht op naamsvermelding. Artikel 90-2 van de Japanse Auteurswet waarborgt het recht van uitvoerende kunstenaars om te beslissen of hun echte naam of artiestennaam wordt weergegeven wanneer hun uitvoering wordt getoond. Gebruikers hebben echter het recht om de vermelding weg te laten wanneer het gebruik van de uitvoering en de manier waarop deze wordt gebruikt, geen inbreuk maken op het belang van de uitvoerende kunstenaar om erkend te worden als de uitvoerder van de uitvoering, of wanneer dit niet in strijd is met eerlijke praktijken.
Het tweede recht is het recht op behoud van integriteit. Op basis van artikel 90-3 van de Japanse Auteurswet hebben uitvoerende kunstenaars het recht om wijzigingen, verwijderingen of andere aanpassingen aan hun uitvoering die hun eer of reputatie kunnen schaden, te voorkomen. Dit recht is, in vergelijking met het recht op behoud van integriteit dat auteurs hebben (Artikel 20 van de Japanse Auteurswet), beperkter in beschermingsomvang. Het recht op behoud van integriteit van auteurs is een krachtig recht dat in principe elke wijziging tegen de wil van de auteur verbiedt. Aan de andere kant is het recht op behoud van integriteit van uitvoerende kunstenaars beperkt tot gevallen waarin de wijziging ‘de eer of reputatie schaadt’. Dit verschil houdt rekening met de praktijk van mediaproductie waarbij redactiewerk essentieel is. Door dit juridische onderscheid kunnen productiebedrijven binnen een breder discretionair kader bewerken dan bij wijzigingen aan het werk van auteurs, zolang de eer of reputatie van de uitvoerende kunstenaar objectief gezien niet wordt geschaad. Dit betekent dat bij juridische risicobeoordelingen beslissingen kunnen worden genomen op basis van de objectieve standaard van ‘inbreuk op eer of reputatie’, in plaats van de subjectieve ‘intenties van de uitvoerende kunstenaar’, wat de juridische stabiliteit in zakelijke besluitvorming verhoogt.
Financiële rechten
Uitvoerende kunstenaars hebben ook exclusieve financiële rechten om de commerciële exploitatie van hun uitvoeringen te controleren. Dit omvat het recht om hun uitvoeringen op te nemen en vast te leggen (Artikel 91 van de Japanse Auteurswet), het recht om hun uitvoeringen uit te zenden of via kabel uit te zenden (Artikel 92 van de Japanse Auteurswet), het recht om hun uitvoeringen via internet of andere middelen toegankelijk te maken voor het publiek (Artikel 92-2 van de Japanse Auteurswet) en het recht om opgenomen of vastgelegde uitvoeringen over te dragen aan het publiek (Artikel 95-2 van de Japanse Auteurswet). Wat betreft het overdrachtsrecht, zodra een opgenomen of vastgelegde uitvoering rechtmatig is overgedragen, vervalt het recht en kan de verdere verkoop of overdracht niet meer worden gecontroleerd.
Er zijn zeer belangrijke uitzonderingen op deze rechten in de filmproductiesector. Artikelen 91-2 en 92-2 van de Japanse Auteurswet bepalen dat wanneer een uitvoerende kunstenaar eenmaal toestemming heeft gegeven voor het opnemen en vastleggen van zijn uitvoering in een filmwerk, de uitvoerende kunstenaar geen opname- of vastleggingsrechten of uitzend- of kabeluitzendrechten kan uitoefenen met betrekking tot het gebruik van die film (bijvoorbeeld de verkoop van kopieën of uitzending). Dit wordt de ‘one-shot doctrine’ genoemd en is een bepaling om de soepele distributie van films te waarborgen. Door dit principe hoeven filmmakers, nadat ze eenmaal toestemming hebben gekregen in het eerste optredencontract, niet telkens opnieuw toestemming te krijgen van alle acteurs wanneer ze de film in de toekomst via nieuwe media of platforms willen distribueren. Het is echter belangrijk om op te merken dat dit principe niet van toepassing is wanneer alleen het geluid wordt gebruikt om een geluidsopname te maken. Deze juridische stabiliteit vormt de basis voor het mogelijk maken van financiering voor grootschalige filmproductieprojecten en internationale distributieovereenkomsten. Daarom is de inhoud van het optredencontract dat in de beginfase wordt gesloten voor filmmakers letterlijk een ‘eenmalige’ uiterst belangrijke onderhandeling die de toekomstige commerciële waarde van de film als activa bepaalt.
Rechten van Platenproducenten Onder Japans Auteursrecht
In het Japanse auteursrecht wordt met ‘platenproducent’ de persoon of entiteit bedoeld die als eerste geluid vastlegt op een drager (zoals een CD), oftewel de maker van de originele opname, wat doorgaans een platenmaatschappij is. Platenproducenten krijgen krachtige eigendomsrechten toegekend om hun investeringen en bijdragen te beschermen.
De kernrechten die een platenproducent bezit, zijn het recht om de opname te kopiëren, bekend als het reproductierecht (artikel 96 van de Japanse Auteursrechtwet), het recht om de opname overdraagbaar te maken voor uitzending, bekend als het recht op overdraagbaarheid (artikel 96-2 van de Japanse Auteursrechtwet), en het recht om kopieën van de opname over te dragen aan het publiek, bekend als het distributierecht (artikel 97-2 van de Japanse Auteursrechtwet).
Een belangrijk rechtszaak die illustreert hoe deze rechten in de praktijk worden toegepast, is de ‘Jaco Pastorius’-zaak (uitspraak van de rechtbank van Osaka op 19 april 2018). In deze zaak klaagde een Japanse platenmaatschappij een Japanse distributeur van een documentairefilm aan omdat hun auteursrechtelijk beschermde geluidsopname zonder toestemming als achtergrondmuziek in de film werd gebruikt. De rechtbank erkende de inbreuk op het reproductierecht van de platenproducent en beval de distributeur tot schadevergoeding. Er waren twee belangrijke overwegingen in het vonnis. Ten eerste oordeelde de rechtbank dat zelfs als de originele geluidsopname werd bewerkt of als achtergrondmuziek werd gebruikt, zolang het originele geluid herkenbaar was, dit een inbreuk op het reproductierecht vormde. Ten tweede stelde de rechtbank dat een bedrijf dat buitenlandse films distribueert niet altijd de algemene plicht heeft om te controleren of de rechten correct zijn afgehandeld, maar dat het wel een onderzoeksplicht heeft om twijfels over de rechtenafhandeling op te helderen als er ‘bijzondere omstandigheden’ zijn die twijfel zaaien. Deze uitspraak heeft nieuwe due diligence-normen gesteld voor contentdistributeurs. Men kan niet langer blindelings vertrouwen op buitenlandse productiebedrijven; als er ‘waarschuwingssignalen’ zijn zoals gebreken in de licentieovereenkomst of onvoldoende documentatie over de rechten, dan is er een juridische plicht om actief onderzoek te doen en het risico op inbreuk op rechten te vermijden. Dit is een belangrijk precedent dat in overweging moet worden genomen bij het opzetten van juridische compliance-structuren voor de aankoop en distributie van content.
Rechten van omroep- en kabeltelevisiebedrijven onder Japans recht
Omroeporganisaties zoals televisie- en radiostations, evenals kabeltelevisiebedrijven, spelen een cruciale rol in het leveren van programma-inhoud aan het publiek. De Japanse auteursrechtwet verleent hen naburige rechten om hun bedrijfsactiviteiten te beschermen.
De belangrijkste rechten die deze bedrijven bezitten, omvatten het recht om hun uitzendingen of kabeluitzendingen te reproduceren door middel van opname (volgens artikel 98 en artikel 100-2 van de Japanse auteursrechtwet), het recht om hun uitzendingen te ontvangen en opnieuw uit te zenden of via kabel uit te zenden (volgens artikel 99 en artikel 100-3 van de Japanse auteursrechtwet), het recht om hun uitzendingen via internet of andere middelen overdraagbaar te maken (volgens artikel 99-2 en artikel 100-4 van de Japanse auteursrechtwet), en het recht om televisie-uitzendingen te ontvangen en openbaar te maken via grote schermen of andere middelen (volgens artikel 100 van de Japanse auteursrechtwet).
Deze rechten, en in het bijzonder de vraag wie de houder van het reproductierecht is, hebben complexe juridische vraagstukken voortgebracht naarmate de technologie zich ontwikkelt. De zienswijze van het Japanse Hooggerechtshof over deze kwestie werd geïllustreerd in de ‘Rokuraku II’-zaak (uitspraak van het Hooggerechtshof van 20 januari 2011). In deze zaak was een dienst die Japanse televisieprogramma’s op een door de dienstverlener beheerde server in Japan opnam op afstand, zodat deze in het buitenland bekeken konden worden, het onderwerp van geschil. De dienstverlener beweerde dat de gebruiker degene was die de opname-instructie gaf en dat de gebruiker dus de houder van het reproductierecht was, waardoor de dienstverlener het reproductierecht niet schond. Het Hooggerechtshof oordeelde echter dat de dienstverlener de houder van het reproductierecht was. Als reden gaf het Hooggerechtshof aan dat niet alleen de locatie of het eigendom van de apparatuur (server) waarop de opname plaatsvond belangrijk was, maar ook wie het gehele systeem beheerde en controleerde. In dit geval beheerde en controleerde de dienstverlener het gehele systeem van ontvangst van de uitzending tot opname en gegevensoverdracht, en hoewel de opname niet zou plaatsvinden zonder instructie van de gebruiker, was het de dienstverlener die de technische omgeving voor het uitvoeren van die instructie leverde. Deze uitspraak vestigde een juridische beoordelingsnorm die men zou kunnen omschrijven als de ‘controletheorie’ voor platformdienstverleners. Hierdoor is de bewering ‘wij bieden slechts neutrale technologie aan’ niet langer geldig wanneer de dienstverlener substantiële controle uitoefent over het reproductieproces van het systeem. Sinds deze rechtszaak worden technologiebedrijven gedwongen te erkennen dat het ontwerp van de architectuur van de door hen aangeboden diensten zelf een bepalende factor kan zijn voor juridische aansprakelijkheid bij inbreuk op naburige rechten.
Vergelijking van de belangrijkste naburige rechten
Zoals tot nu toe in detail is besproken, vertonen de vermogensrechten van uitvoerende kunstenaars, platenproducenten en omroeporganisaties overeenkomsten in de zin dat ze het recht hebben om handelingen zoals reproductie, transmissie naar het publiek en overdracht te controleren. Er bestaan echter belangrijke verschillen in de wettelijke artikelen die deze rechten onderbouwen en de handelingen die ze betreffen. De onderstaande tabel vat deze verschillen samen.
| Rechthebbende | Reproductierecht | Recht op transmissie | Overdrachtsrecht |
| Uitvoerende kunstenaars | Het recht om hun uitvoering op te nemen (Artikel 91) | Het recht om hun uitvoering transmissieklaar te maken (Artikel 92-2) | Het recht om opnames van hun uitvoering over te dragen (Artikel 95-2) |
| Platenproducenten | Het recht om hun platen te reproduceren (Artikel 96) | Het recht om hun platen transmissieklaar te maken (Artikel 96-2) | Het recht om reproducties van hun platen over te dragen (Artikel 97-2) |
| Omroeporganisaties | Het recht om hun uitzendingen te reproduceren door opname (Artikel 98) | Het recht om hun uitzendingen transmissieklaar te maken (Artikel 99-2) | Niet van toepassing |
Het Verhandelen van Naburige Rechten als Transactieobject
Naburige rechten zijn niet slechts beperkingen op het gebruik, maar vormen een belangrijk immaterieel vermogensrecht dat als transactieobject kan dienen voor bedrijven. De Japanse Auteursrechtwet biedt een juridisch kader om de soepele handel en het gebruik van deze rechten te bevorderen.
Allereerst, met betrekking tot de overdracht van rechten, past Artikel 103 van de Japanse Auteursrechtwet de bepalingen van Artikel 61, die de overdracht van auteursrechten regelt, toe op naburige rechten, waardoor het mogelijk is om alle of een deel van de naburige rechten over te dragen aan anderen door middel van een koopovereenkomst of andere contracten.
Vervolgens is het verlenen van licenties (gebruikstoestemming) de meest voorkomende vorm van commercieel gebruik. Artikel 103 van de Japanse Auteursrechtwet past de bepalingen van Artikel 63, die de licentieverlening van auteursrechtelijk beschermde werken regelt, toe op naburige rechten, waardoor rechthebbenden anderen toestemming kunnen geven om de rechten te gebruiken binnen een bepaalde reikwijdte van gebruiksmethoden en voorwaarden.
Daarnaast is het mogelijk om een pandrecht in te stellen. Artikel 103 van de Japanse Auteursrechtwet past de bepalingen van Artikel 66, die pandrechten op auteursrechten regelen, toe op naburige rechten. Hierdoor kunnen bedrijven naburige rechten als zekerheid gebruiken om financiering te verkrijgen van financiële instellingen, wat een belangrijke rol speelt in de financiering van bedrijven en bij fusies en overnames (M&A).
In deze transacties is het van cruciaal belang om de juridische stabiliteit te waarborgen door middel van het registratiesysteem dat wordt beheerd door het Japanse Agentschap voor Culturele Zaken. Artikel 104 van de Japanse Auteursrechtwet past de registratievoorschriften van Artikel 77, die bedoeld zijn om overdrachten van auteursrechten tegen te stellen aan derden, toe op naburige rechten. Dit betekent dat als er een overdracht van rechten plaatsvindt, en deze niet wordt geregistreerd, een latere verkrijger die dezelfde rechten van een andere persoon ontvangt en deze eerder registreert, de rechten kan claimen ten opzichte van derden. Bijvoorbeeld, als een bedrijf naburige rechten koopt zonder registratie en de oorspronkelijke rechthebbende verkoopt dezelfde rechten aan een ander bedrijf dat de overdracht registreert, loopt de eerste koper het risico de rechten te verliezen. Daarom is de registratie van de overdracht van rechten in het kader van M&A en de aankoop van contentactiva niet slechts een administratieve procedure, maar een essentiële strategische maatregel om geïnvesteerd kapitaal te beschermen en de veiligheid van de transactie te waarborgen.
Samenvatting
Om succesvol zaken te doen in de Japanse contentmarkt, is het essentieel om een diepgaand begrip te hebben van de gelaagde structuur van rechten van ‘overdragers’, zoals uitvoerende kunstenaars, platenproducenten en omroeporganisaties, die naast de auteursrechten van de makers bestaan, oftewel de naburige rechten. Zoals in dit artikel uiteengezet, kunnen deze rechten, terwijl ze strikte compliance-verplichtingen opleggen aan bedrijven, ook dienen als belangrijke bedrijfsmiddelen die aanzienlijke commerciële kansen bieden door middel van licenties, overdrachten en het vestigen van zekerheden, mits ze correct worden beheerd en benut. Voor effectief beheer van deze complexe rechten, om zakelijke risico’s te minimaliseren en kansen te maximaliseren, is gespecialiseerde juridische kennis vereist.
Monolith Law Office heeft een uitgebreide staat van dienst in het verlenen van juridische diensten met betrekking tot de naburige rechten die in dit artikel worden behandeld, aan een groot aantal cliënten binnen Japan. Ons kantoor heeft meerdere Engelssprekende experts in dienst, waaronder personen met buitenlandse advocatenkwalificaties, die in staat zijn om de unieke uitdagingen aan te gaan die internationaal opererende bedrijven met zich meebrengen. Monolith Law Office biedt uitgebreide ondersteuning voor complexe kwesties met betrekking tot het Japanse contentrecht.
Category: General Corporate




















