MONOLITH LAW OFFICE+81-3-6262-3248Weekdagen 10:00-18:00 JST [English Only]

MONOLITH LAW MAGAZINE

General Corporate

Juridische Uitleg over Opslagbedrijven en Bewaargevingsovereenkomsten in het Japanse Handelsrecht

General Corporate

Juridische Uitleg over Opslagbedrijven en Bewaargevingsovereenkomsten in het Japanse Handelsrecht

In de wereldwijde toeleveringsketens fungeert Japan als een uiterst belangrijk knooppunt. Ongeacht de sector – of het nu gaat om productie, detailhandel of handel – slaan veel bedrijven hun waardevolle activa, zoals producten en grondstoffen, op in Japanse magazijnen als onderdeel van hun bedrijfsactiviteiten. Deze handeling gaat verder dan alleen fysieke opslag; het creëert een juridische contractuele relatie bekend als ‘bewaarneming’. Het diepgaand begrijpen van de juridische regels die deze bewaarnemingsrelatie reguleren, vooral in relatie tot magazijnoperators die goederen zakelijk in bewaring nemen, is geen louter academische exercitie. Het is een essentiële zakelijke vereiste voor het behoud van activa, het waarborgen van soepele transacties en het beheren van risico’s in onvoorziene omstandigheden. Het Japanse rechtssysteem heeft twee belangrijke pijlers op dit gebied. De eerste is het ‘Japanse Handelsrecht’, dat de privaatrechtelijke rechten en plichten tussen de bewaargever en de magazijnoperator vaststelt. De tweede is de ‘Japanse Magazijnwet’, een publiekrechtelijke regelgeving die bedoeld is om een correcte bedrijfsvoering in de magazijnsector te waarborgen en de belangen van de gebruikers te beschermen. Dit artikel zal onthullen hoe deze twee wetten samenwerken om een raamwerk te vormen dat de activa van bedrijven beschermt. Specifiek zullen we de strikte zorgplicht en bewijslast die op magazijnoperators rust, de unieke juridische kracht van magazijnbewijzen die de eigendom van goederen belichamen en ook als financieel instrument dienen, het krachtige retentierecht van magazijnoperators, en de rechten en plichten die aandacht vereisen bij de beëindiging van een bewaarnemingsovereenkomst en de korte verjaringstermijn, allemaal in detail bespreken met verwijzing naar specifieke wettelijke bepalingen en jurisprudentie.

Het Juridische Kader voor Magazijnactiviteiten onder Japans Recht

Het Japanse rechtssysteem biedt een uitgebreide regulering van magazijnactiviteiten vanuit zowel het privaatrecht als het publiekrecht. Het begrijpen van deze dubbele juridische structuur is de eerste stap bij het gebruik van magazijndiensten in Japan.

De eerste pijler is het Japanse handelsrecht. Deze wet bepaalt de fundamentele rechten en plichten van de privaatrechtelijke contractuele relatie tussen de deposant (degene die goederen opslaat) en de magazijnexploitant (de ondernemer die de goederen bewaart). Specifieke juridische kwesties tussen partijen, zoals de interpretatie van contracten en aansprakelijkheid voor schade bij verlies of beschadiging van de opgeslagen goederen, worden voornamelijk opgelost op basis van dit Japanse handelsrecht.

De tweede pijler is de Japanse Magazijnwet. Dit is een publiekrechtelijke regelgeving die toezicht houdt op de magazijnsector zelf, gericht op de gezonde ontwikkeling ervan en de bescherming van gebruikers. Artikel 1 van de Japanse Magazijnwet stelt expliciet als doel “het waarborgen van een correcte bedrijfsvoering in de magazijnsector, het beschermen van de belangen van magazijngebruikers en het verzekeren van een soepele circulatie van magazijnontvangstbewijzen”. Gezien het publieke belang van de magazijnsector, die andermans waardevolle eigendommen bewaart, legt deze wet verschillende verplichtingen op aan de ondernemers.

Kern van deze publiekrechtelijke regulering is het registratiesysteem bij de Minister van Land, Infrastructuur, Transport en Toerisme. Niet iedereen kan zomaar een magazijnbedrijf starten. Men moet voldoen aan strikte criteria die bij wet zijn vastgesteld en formeel geregistreerd worden. Deze registratievereisten fungeren niet slechts als een formele procedure, maar als een substantiële barrière ter bescherming van de activa van gebruikers. Bijvoorbeeld, magazijnen moeten, afhankelijk van het type opgeslagen goederen, voldoen aan strengere normen dan algemene gebouwen voor brandwerendheid, waterdichtheid en beveiligingssystemen, zoals vastgesteld door de bouwstandaardenwet en de brandweerwet. Bovendien is het verplicht om een ‘magazijnbeheerder’ aan te stellen, die gespecialiseerd is in kennis en vaardigheden met betrekking tot magazijnbeheer.

De relatie tussen deze twee wetten is niet slechts parallel. De registratiecriteria en operationele verplichtingen vastgesteld door de publiekrechtelijke Japanse Magazijnwet beïnvloeden ook de privaatrechtelijke contractuele relaties gereguleerd door het Japanse handelsrecht. Als bijvoorbeeld opgeslagen goederen verloren gaan in een brand, kan de deposant de magazijnexploitant aansprakelijk stellen voor schadevergoeding op basis van het Japanse handelsrecht. In dat geval kan het feit dat de magazijnexploitant niet heeft voldaan aan de brandveiligheidsnormen zoals bepaald door de Japanse Magazijnwet, dienen als krachtig bewijs van nalatigheid onder het Japanse handelsrecht. Zo worden de normen van publiekrechtelijke regulering een objectieve maatstaf bij het beoordelen van de specifieke inhoud van de zorgplicht onder het privaatrecht. Daarom is de eerste stap in risicobeheer bij het selecteren van een magazijn, nog voordat men de contractuele voorwaarden nauwkeurig onderzoekt, te bevestigen dat het magazijn rechtmatig is geregistreerd volgens de Japanse Magazijnwet en erkend is als een geschikt type magazijn voor de eigen producten. Deze publiekrechtelijke verificatie is de fundamentele due diligence die de basis legt voor het veiligstellen van privaatrechtelijke rechten in de toekomst.

Opslagbedrijven en Bewaarnemingscontracten onder Japans Handelsrecht

Om de werking van opslagbedrijven onder het Japanse handelsrecht te begrijpen, is het essentieel om eerst de centrale concepten ‘opslagbedrijf’ en ‘commerciële bewaarneming’ nauwkeurig te vatten.

Artikel 599 van het Japanse handelsrecht definieert een ‘opslagbedrijf’ als een entiteit die ‘het bewaren van goederen in een magazijn voor anderen als bedrijf uitoefent’. Het belangrijke punt hier is ‘als bedrijf’. Dit verwijst naar ondernemingen die herhaaldelijk en continu opslagdiensten aanbieden en daaruit winst genereren. Het contract dat een opslagbedrijf aangaat met een klant voor de opslag van goederen, is een commercieel bewaarnemingscontract.

Deze commerciële bewaarneming verschilt fundamenteel van de algemene bewaarnemingsovereenkomst zoals gedefinieerd door het Japanse burgerlijk recht, vooral wat betreft het niveau van zorgplicht dat van de bewaarnemer (degene die de goederen bewaart) wordt verwacht. Volgens het Japanse burgerlijk recht is een bewaarnemingsovereenkomst in principe kosteloos (zonder vergoeding), en in dat geval is de zorgplicht van de bewaarnemer voldoende als deze ‘dezelfde zorg als voor eigen eigendom’ betracht. De hogere ‘zorg van een goed beheerder’ (zorgplicht van een goed beheerder) is alleen vereist in het geval van een betaalde bewaarneming.

In tegenstelling hiermee past het Japanse handelsrecht strengere regels toe op bewaarnemingen uitgevoerd door een opslagbedrijf als handelaar. Artikel 595 van het Japanse handelsrecht bepaalt dat ‘wanneer een handelaar binnen de reikwijdte van zijn bedrijf een bewaarneming aanvaardt, hij de goederen moet bewaren met de zorg van een goed beheerder, zelfs als hij geen vergoeding ontvangt’. Dit is gebaseerd op het idee dat een opslagbedrijf, als professional die de goederen van anderen bewaart, altijd een hoge mate van zorgplicht moet dragen die van een professional wordt verwacht, ongeacht of er een vergoeding is of niet. Deze bepaling zorgt ervoor dat de bewaargever, zelfs in speciale omstandigheden waarin de opslagkosten kosteloos zijn, aanzienlijk beter beschermd wordt dan onder de bewaarneming volgens het Japanse burgerlijk recht.

Om dit verschil te verduidelijken, vergelijken we beide in de onderstaande tabel.

AspectBewaarneming volgens het burgerlijk rechtCommerciële bewaarneming volgens het handelsrecht
Toepasselijke wetgevingJapans burgerlijk rechtJapans handelsrecht (burgerlijk recht ook aanvullend van toepassing)
ToepassingsscenarioOpslag tussen algemene individuen en rechtspersonen, inclusief niet-handelarenOpslag door opslagbedrijven als bedrijfsactiviteit
Zorgplicht van de bewaarnemer (in geval van kosteloosheid)Dezelfde zorg als voor eigen eigendomZorg van een goed beheerder (zorgplicht van een goed beheerder)
Recht op vergoedingKan geen vergoeding eisen zonder speciale overeenkomst (in principe kosteloos)Kan een passende vergoeding eisen, zelfs zonder speciale overeenkomst (in principe betaald)

Zoals de tabel laat zien, betekent het toevertrouwen van producten of goederen van een bedrijf aan een opslagbedrijf automatisch dat men onder de discipline van het Japanse handelsrecht valt, wat een gunstige juridische omgeving voor de bewaargever creëert. Dit te begrijpen is een fundamentele voorwaarde voor het opbouwen van een relatie met een opslagbedrijf.

De Belangrijkste Plicht van Opslagbedrijven in Japan: De Zorgvuldigheidsverplichting bij de Opslag van Goederen

Onder de vele verplichtingen die opslagbedrijven in Japan hebben op basis van bewaarnemingscontracten, is de meest centrale en belangrijke de plicht om goederen te bewaren met de zorg van een goed beheerder, oftewel de ‘zorgvuldigheidsverplichting’.

Deze zorgvuldigheidsverplichting is een concept dat voortkomt uit artikel 400 van het Japanse Burgerlijk Wetboek en wordt opgelegd aan de ontvanger in verschillende soorten contracten, zoals lastgevingsovereenkomsten. Artikel 595 van het Japanse Handelsrecht past deze verplichting ook toe op opslagbedrijven. Concreet betekent dit dat opslagbedrijven de goederen moeten beheren met de aandacht die algemeen vereist is in de handel, rekening houdend met hun beroep en maatschappelijke positie. Dit gaat verder dan simpelweg ‘zorgen voor de goederen alsof ze van jezelf zijn’; als professionals in opslag moeten zij een optimale omgeving handhaven die past bij de aard en kenmerken van de goederen, en alle redelijke maatregelen nemen om verlies, schade of kwaliteitsvermindering te voorkomen.

Wat betreft de naleving van deze zorgvuldigheidsverplichting, heeft het Japanse Handelsrecht een zeer gunstige bepaling voor de deposant. Artikel 610 van het Japanse Handelsrecht bepaalt dat “een opslagbedrijf dat niet kan bewijzen dat het de nodige zorgvuldigheid bij de opslag van goederen niet heeft verwaarloosd, aansprakelijk is voor schadevergoeding voor het verlies of de beschadiging ervan”.

De praktische betekenis van deze bepaling is aanzienlijk. In normale contractbreukzaken moet de benadeelde partij (de eiser, in dit geval de deposant) concreet bewijzen dat de andere partij (de gedaagde, het opslagbedrijf) een contractbreuk heeft gepleegd, oftewel een schending van de zorgvuldigheidsverplichting (nalatigheid). Echter, voor een externe deposant is het feitelijk onmogelijk om de details van wat er in het magazijn is gebeurd te begrijpen en bewijs te verzamelen om dit aan te tonen. Alle informatie is geconcentreerd aan de kant van het opslagbedrijf. Artikel 610 van het Japanse Handelsrecht keert de bewijslast om om dit informatieverschil te corrigeren.

Dankzij deze regel hoeft de deposant in een rechtszaak alleen maar te beweren en te bewijzen dat hij de goederen in goede staat heeft gedeponeerd en dat ze beschadigd of niet teruggegeven zijn. Daarna kan het opslagbedrijf niet aan zijn verantwoordelijkheid ontsnappen, tenzij het actief kan bewijzen dat het als professional alles heeft gedaan wat nodig was en de zorgvuldigheidsverplichting niet heeft verwaarloosd. Dit is een zeer hoge drempel voor opslagbedrijven en als gevolg daarvan worden de rechten van de deposant krachtig beschermd. Dit wettelijke mechanisme motiveert opslagbedrijven sterk om voortdurend hoge operationele normen te handhaven en gedetailleerde administratie bij te houden voor het geval er iets misgaat.

De inhoud van deze strikte zorgvuldigheidsverplichting kan concreter worden begrepen door middel van daadwerkelijke rechtszaken.

Bijvoorbeeld, in de rechtszaak over de ‘Askul magazijnbrand’ die in 2017 plaatsvond en bijna twee weken duurde om te blussen, wees de Tokyo District Court op 26 april 2023 (Reiwa 5) op de mogelijkheid dat het onjuiste gebruik van een vorkheftruck door een externe leverancier de oorzaak van de brand was en sprak over het beheersysteem van het magazijn, waarbij uiteindelijk ongeveer 5,1 miljard yen aan schadevergoeding werd opgelegd aan de leverancier. In dit geval werd ook onthuld dat, hoewel het brandalarm afging, werknemers het als een vals alarm beschouwden en het uitschakelden, wat suggereert dat de zorgvuldigheidsverplichting niet alleen het onderhoud van de faciliteiten omvat, maar ook het vaststellen en naleven van de juiste noodprocedures.

Er zijn ook gevallen waarin een speciale zorgvuldigheidsverplichting vereist is, afhankelijk van de kenmerken van de goederen. In een uitspraak van de Sapporo District Court op 7 juni 2012 werd een opslagbedrijf dat wijn had ontvangen, geacht zijn verplichting om de temperatuur (rond de 14 graden) en vochtigheid (rond de 75%) zoals gespecificeerd in het contract te handhaven, te hebben verwaarloosd. In deze zaak werd geen fysieke schade aan de wijn zelf erkend, maar de rechtbank oordeelde dat het niet bieden van de overeengekomen opslagomstandigheden op zichzelf een contractbreuk was en beval het opslagbedrijf de volledige opslagkosten die door de deposant waren betaald als schade te vergoeden. Evenzo, bij de opslag van goederen zoals bevroren tonijn, waar temperatuurbeheersing essentieel is, wordt van opslagbedrijven verwacht dat zij geavanceerde expertise en faciliteitenbeheercapaciteiten hebben om de kwaliteit te behouden, en als zij hierin tekortschieten, worden zij onmiddellijk verantwoordelijk gehouden.

Deze voorbeelden laten duidelijk zien dat de zorgvuldigheidsverplichting van opslagbedrijven geen uniforme verplichting is, maar een dynamische verplichting die wordt geconcretiseerd door de individuele contractinhoud, de aard van de goederen en de professionele normen van de industrie waartoe de ondernemer behoort.

Magazijnbewijzen: Waardevolle effecten die de distributie van goederen en financiering in Japan ondersteunen

In een bewaargevingsovereenkomst kan de deposant van de magazijnexploitant eisen dat een ‘magazijnbewijs’ wordt uitgegeven als bewijs van de in bewaring gegeven goederen. Artikel 600 van het Japanse Handelswetboek legt de magazijnexploitant de verplichting op om een magazijnbewijs af te geven wanneer de deposant hierom vraagt. Dit magazijnbewijs is niet zomaar een ontvangstbewijs. Het is een ‘waardepapier’ waaraan het Japanse Handelswetboek bijzondere wettelijke kracht heeft verleend en het speelt een uiterst belangrijke rol in de distributie van goederen en financiering.

Niet alle magazijnexploitanten kunnen magazijnbewijzen uitgeven. Op basis van artikel 13 van de Japanse Magazijnwet mogen alleen ondernemers die speciale toestemming hebben gekregen van de Minister van Land, Infrastructuur, Transport en Toerisme en die worden erkend als kredietwaardig en in staat om hun taken uit te voeren, magazijnbewijzen uitgeven. Dit vergunningstelsel is de eerste barrière om de betrouwbaarheid van magazijnbewijzen te waarborgen. De uitgegeven bewijzen moeten de wettelijk voorgeschreven zaken bevatten, zoals bepaald door het Japanse Handelswetboek, waaronder het type, de kwaliteit en de hoeveelheid van de in bewaring gegeven goederen, de naam of handelsnaam van de deposant, de opslagplaats en de opslagkosten.

De meest krachtige wettelijke werking van magazijnbewijzen ligt in hun verhandelbaarheid, oftewel de mogelijkheid tot overdracht door middel van endossement. Net als wissels en cheques kunnen magazijnbewijzen eenvoudig van de ene persoon op de andere worden overgedragen door een ‘endossement’ te schrijven en te ondertekenen op de achterkant van het waardepapier.

De eerste effect van deze endossementsoverdracht is de ‘zakelijke werking’. Het overdragen van een magazijnbewijs heeft dezelfde wettelijke effecten als het overdragen van het eigendomsrecht van de goederen die in het magazijn zijn opgeslagen. Hierdoor kunnen bedrijven de eigendom van zware en omvangrijke goederen verhandelen of overdragen door simpelweg een stuk papier te verplaatsen, zonder de fysieke goederen zelf te hoeven verplaatsen. Dit draagt aanzienlijk bij aan de versnelling van transacties en de verlaging van kosten in internationale handel en grootschalige binnenlandse transacties.

Het tweede effect is de bescherming van de ‘te goeder trouw bezitter’. Een persoon die een magazijnbewijs verkrijgt door een rechtmatig endossement en zonder kennis van enig gebrek in de titel van verkrijging (in goed vertrouwen), kan de rechten die op het bewijs staan vermeld volledig verwerven, zelfs als de vorige overdrager geen rechtmatige rechten had. Bovendien bepaalt artikel 604 van het Japanse Handelswetboek dat magazijnexploitanten zich niet kunnen verzetten tegen een te goeder trouw bezitter als de informatie op het magazijnbewijs niet overeenkomt met de feiten. Bijvoorbeeld, als een magazijnexploitant een product A in bewaring heeft genomen maar per ongeluk heeft vermeld dat het een hogere kwaliteit product A+ betreft op het bewijs, kan de magazijnexploitant niet weigeren om product A+ te leveren of het verschil in waarde te compenseren aan de persoon die het bewijs te goeder trouw heeft verkregen. Deze bepaling zorgt voor een absoluut vertrouwen in de inhoud van het bewijs en verhoogt de verhandelbaarheid ervan.

Door deze wettelijke effecten te combineren, transformeert het magazijnbewijs van een eenvoudige inwisselbon voor goederen naar een financieel waardevol activum. Bedrijven kunnen, zonder hun voorraad in het magazijn te verplaatsen, het magazijnbewijs dat hun voorraad belichaamt naar de bank brengen en het als onderpand gebruiken voor leningen (supply chain finance). Banken kunnen door het endossement van het bewijs een zeker onderpandrecht op de goederen verkrijgen en worden als te goeder trouw bezitter beschermd, waardoor ze met vertrouwen leningen kunnen verstrekken. Op deze manier wordt fysiek vastgelegde voorraad (stock) via het medium van het magazijnbewijs omgezet in een vloeibare financiële activa (flow). Voor buitenlandse bedrijven die in Japan opereren, is het begrijpen en benutten van het magazijnbewijssysteem niet alleen cruciaal voor het efficiënt beheren van voorraden, maar ook voor het diversifiëren van financieringsbronnen voor werkkapitaal en het optimaliseren van kapitaalefficiëntie.

De Rechten van Opslagbedrijven: Retentierecht voor Opslagkosten in Japan

Opslagbedrijven hebben, terwijl ze diverse verplichtingen hebben tegenover hun klanten, ook krachtige rechten om hun eigen vorderingen te waarborgen. Een prominent voorbeeld hiervan is het ‘handelsretentierecht’, zoals vastgelegd in het Japanse handelsrecht.

Het retentierecht stelt iemand die goederen van een ander in bezit heeft in staat om de overdracht van deze goederen te weigeren totdat de schuld die betrekking heeft op die goederen is voldaan. Opslagbedrijven kunnen de goederen die zij van hun klanten in bewaring hebben genomen, vasthouden en de teruggave weigeren om zo onbetaalde opslagkosten, laad- en loskosten, voorschotten en andere vorderingen te beveiligen.

Wat hierbij van cruciaal belang is, is dat het handelsretentierecht onder het Japanse handelsrecht veel soepeler voorwaarden heeft voor het ontstaan ervan dan het algemene retentierecht onder het Japanse burgerlijk recht. Voor het ontstaan van een burgerlijk retentierecht is een ‘directe relatie (samenhang) tussen de schuld en de goederen die worden vastgehouden’ vereist. Bijvoorbeeld, als de betaling voor het repareren van een horloge niet is voldaan, kan de reparateur het horloge vasthouden, maar hij kan niet zomaar een tas vasthouden die de klant toevallig heeft achtergelaten en die niets met de schuld te maken heeft.

Echter, voor het handelsretentierecht, dat van toepassing is op transacties tussen handelaren (zakelijke transacties), is deze vereiste van samenhang niet nodig. Dit betekent dat als de schuldeiser (het opslagbedrijf) en de schuldenaar (de klant) beide handelaren zijn en de schuld voortvloeit uit hun handelstransacties, het retentierecht kan worden uitgeoefend, zelfs als er geen directe relatie is met de goederen die worden vastgehouden.

De praktische consequenties van dit verschil zijn aanzienlijk. Stel dat een bedrijf drie verschillende partijen goederen, A, B en C, bij dezelfde opslagdienst heeft ondergebracht. Het bedrijf betwist de factuur voor de opslagkosten van partij A en houdt de betaling tijdelijk aan. In dit geval kan het opslagbedrijf natuurlijk de goederen van partij A vasthouden om de onbetaalde opslagkosten te innen. Maar de kracht van het handelsretentierecht gaat verder. Het opslagbedrijf kan ook de goederen van partij B en C, waarvan de opslagkosten volledig zijn betaald, vasthouden om de vordering op partij A te waarborgen, en de overdracht van deze goederen weigeren.

Deze regel biedt opslagbedrijven een zeer krachtig middel om vorderingen te innen, maar kan voor de klant een onverwacht risico vormen. Een klein geschil over een enkele factuur kan de verzending van de gehele voorraad die bij het opslagbedrijf ligt, stopzetten en de hele toeleveringsketen lamleggen. Dit geeft het opslagbedrijf een enorme onderhandelingshefboom in geschillen. Daarom is het voor bedrijven die gebruikmaken van opslagdiensten in Japan van cruciaal belang om altijd rekening te houden met de uitgebreide kracht van het handelsretentierecht, en om factuurbeheer en betalingen nauwkeurig en zonder vertraging uit te voeren, vanuit het oogpunt van bedrijfscontinuïteit. Juridische en financiële afdelingen moeten zich diep bewust zijn dat een gemakkelijke betalingsachterstand voor een deel van de vorderingen ernstige gevolgen kan hebben voor het gehele bedrijf.

Teruggave van In Bewaring Gegeven Goederen en Beëindiging van de Bewaarnemingscontracten onder Japans Recht

Een bewaarnemingscontract bereikt zijn hoofddoel met de teruggave van de in bewaring gegeven goederen en beweegt zich dan naar beëindiging. Het begrijpen van de rechten en plichten in deze eindfase van het contract, en in het bijzonder de juridische termijnen die aandacht vereisen, is essentieel om transacties soepel af te ronden.

De bewaargever, of iemand die rechtmatig een bewijs van opslag bezit, heeft in principe altijd het recht om teruggave van de in bewaring gegeven goederen te eisen. Volgens de bepalingen van het Japanse Burgerlijk Wetboek kan de bewaargever, zelfs als er een bewaarperiode is overeengekomen tussen de partijen, vóór het verstrijken van deze periode om teruggave verzoeken. Echter, als een dergelijk verzoek voor het einde van de termijn schade veroorzaakt aan de opslagondernemer (bijvoorbeeld als er een gereduceerd opslagtarief was ingesteld op basis van een langdurig contract), kan de bewaargever verplicht zijn om deze schade te vergoeden.

De procedure voor het ontvangen van de teruggave van de goederen (uitgaande procedure) wordt doorgaans bepaald door de voorwaarden die de opslagondernemer heeft vastgesteld (zoals standaard bewaarnemingsvoorwaarden). Als er een bewijs van opslag is uitgegeven, moet dit document aan de opslagondernemer worden overhandigd als voorwaarde voor teruggave. Als er geen bewijs van opslag is uitgegeven, dient men de door de opslagondernemer aangewezen documenten in te dienen om de uitgifte te verzoeken.

Hoewel de meest voorkomende reden voor de beëindiging van een bewaarnemingscontract de volledige teruggave van de goederen is, kan het contract ook eindigen door het verstrijken van de contractperiode of door ontbinding van het contract door een van de partijen. De opslagondernemer kan het contract ontbinden als de goederen niet langer geschikt zijn voor opslag of als er een risico bestaat dat ze schade toebrengen aan andere in bewaring gegeven goederen. Ook de bewaargever kan het contract tussentijds beëindigen volgens de in het contract vastgelegde procedures (zoals een opzegging met een bepaalde opzegtermijn).

Waar de bewaargever vooral op moet letten tijdens dit proces van contractbeëindiging, is de ‘korte verjaringstermijn’ voor het recht op schadevergoeding. Het Japanse Handelsrecht stelt een veel kortere periode van één jaar vast voor de aansprakelijkheid van de opslagondernemer, in tegenstelling tot de algemene verjaringstermijn voor vorderingen (in principe vijf jaar). Specifiek, het recht op schadevergoeding tegen de opslagondernemer voor het verlies of de beschadiging van de goederen vervalt in principe als het niet binnen één jaar na de datum van overdracht van de goederen uit het magazijn (uitgifte datum) wordt uitgeoefend. Als alle goederen verloren zijn gegaan, begint de termijn van één jaar vanaf de dag waarop de opslagondernemer de bewaargever op de hoogte stelt van het verlies. Deze korte verjaringstermijn is bedoeld om de juridische relaties in commerciële transacties snel te stabiliseren, maar het is een belangrijke deadline die kan leiden tot het verlies van rechten voor de bewaargever.

Deze korte periode van één jaar kan in de praktijk een ‘procedurele valkuil’ worden die gemakkelijk over het hoofd wordt gezien. Wanneer een bedrijf een grote hoeveelheid goederen uit een magazijn haalt, is het niet altijd zo dat er onmiddellijk een gedetailleerde inspectie van de gehele hoeveelheid plaatsvindt. Goederen kunnen onaangeroerd naar een andere distributiepunt worden gestuurd of opgeslagen blijven tot vlak voor de verkoop. En dan, maanden later, wanneer men de producten wil gebruiken of verkopen, kunnen problemen zoals beschadiging, tekorten of kwaliteitsvermindering voor het eerst aan het licht komen. Als op dat moment echter één jaar is verstreken sinds de uitgifte datum, dan is het recht op schadevergoeding juridisch gezien al vervallen, zelfs als de verantwoordelijkheid van de opslagondernemer duidelijk is.

Om dit risico te vermijden, moeten bedrijven ervoor zorgen dat hun juridische afdelingen samenwerken met hun logistieke en voorraadbeheerafdelingen om interne procedures op te stellen. Specifiek, wanneer goederen uit een Japans magazijn worden gehaald, is het essentieel om een proces te vestigen waarbij zo snel en grondig mogelijk een inspectie wordt uitgevoerd. En als er een afwijking wordt ontdekt, moet men onmiddellijk de opslagondernemer op de hoogte stellen en, voordat de verjaringstermijn van één jaar verstrijkt, voorbereidingen treffen voor het uitoefenen van juridische rechten, zoals onderhandelingen of het aanspannen van een rechtszaak. Het bestaan van deze korte verjaringstermijn is niet alleen een kwestie van juridische kennis, maar bepaalt ook de praktische werkstromen en interne controle binnen een bedrijf.

Samenvatting

Zoals in detail besproken in dit artikel, is het juridische kader voor magazijnactiviteiten onder de Japanse Handelswet en de Wet op Magazijnbedrijven (倉庫業法) in Japan zorgvuldig en gelaagd opgebouwd. Voor ondernemers die in Japan magazijndiensten gebruiken, is het essentieel om enkele belangrijke juridische controlepunten altijd in gedachten te houden om hun activa en rechten te beschermen. Ten eerste, voorafgaand aan contractonderhandelingen, is het noodzakelijk om te bevestigen dat de magazijnpartner rechtmatig geregistreerd is onder de Japanse Wet op Magazijnbedrijven. Ten tweede, het begrijpen dat magazijnoperators een hoge zorgplicht hebben, bekend als de ‘plicht tot goede zorg’, en dat de bewijslast bij schade verschuift, wat een gunstige regel is voor de deposant. Ten derde, het strategisch benutten van de verhandelbaarheid en financiële functies van ‘magazijnontvangstbewijzen’, die meer waarde hebben dan een simpel ontvangstbewijs. Ten vierde, het herkennen van de potentiële risico’s die het krachtige ‘commerciële retentierecht’ van magazijnoperators kan hebben op uw eigen toeleveringsketen en het uitvoeren van passend betalingsbeheer. En tot slot, het opzetten van een strikt inspectiesysteem om te voldoen aan de zeer korte verjaringstermijn van ‘één jaar’ en zo het recht op schadevergoeding niet te verliezen. Deze punten zijn de sleutel tot soepele logistiek en betrouwbaar risicobeheer in Japan.

Ons kantoor, Monolith Law Office, heeft een rijke ervaring in het vertegenwoordigen van een groot aantal binnen- en buitenlandse cliënten in juridische zaken met betrekking tot handelsconsignatie en magazijnactiviteiten, zoals besproken in dit artikel. Ons kantoor heeft niet alleen advocaten die goed thuis zijn in het Japanse rechtssysteem, maar ook advocaten die Engels spreken en gekwalificeerd zijn in buitenlandse rechtsgebieden. Dit stelt ons in staat om nauwkeurige juridische ondersteuning te bieden die rekening houdt met de unieke uitdagingen waarmee bedrijven worden geconfronteerd bij internationale activiteiten en die de barrières van taal en cultuur overwint. Van het opstellen en beoordelen van contracten tot onderhandelingen met magazijnoperators en juridische ondersteuning bij geschillen, wij bieden uitgebreide juridische diensten om uw bedrijf en activa in Japan te beschermen.

Managing Attorney: Toki Kawase

The Editor in Chief: Managing Attorney: Toki Kawase

An expert in IT-related legal affairs in Japan who established MONOLITH LAW OFFICE and serves as its managing attorney. Formerly an IT engineer, he has been involved in the management of IT companies. Served as legal counsel to more than 100 companies, ranging from top-tier organizations to seed-stage Startups.

Terug naar boven