Persoonlijkheidsrechten van auteurs in het Japanse auteursrecht: Juridische risico's en maatregelen die bedrijven moeten kennen

Onder het Japanse auteursrecht (著作権法) zijn er twee verschillende soorten rechten die voortkomen uit creatieve activiteiten. Het eerste is het ‘auteursrecht (eigendomsrecht)’, een economisch recht dat kan worden gelicentieerd of overgedragen. Dit is een concept dat internationaal breed wordt erkend. Echter, er bestaat nog een ander essentieel recht binnen het Japanse auteursrechtsysteem, namelijk het ‘morele recht van de auteur’. Dit recht beschermt de persoonlijke en spirituele band die een auteur heeft met zijn werk en wordt onder de Japanse auteursrechtwetgeving beschouwd als een exclusief persoonlijk recht dat niet aan anderen kan worden overgedragen. Juist deze onoverdraagbaarheid kan unieke en ernstige juridische risico’s met zich meebrengen in de bedrijfsvoering. Zelfs als een bedrijf denkt dat het door middel van een contract volledige auteursrechten heeft verkregen, behoudt de individuele maker zijn morele rechten. Dit kan ertoe leiden dat de maker bezwaar maakt tegen wijzigingen in of het gebruik van het werk dat nodig is voor de bedrijfsvoering, wat kan resulteren in juridische procedures zoals een verbodseis of een schadeclaim. In dit artikel zullen we eerst het fundamentele concept van het morele recht van de auteur verduidelijken door het te vergelijken met het auteursrecht (eigendomsrecht). Vervolgens zullen we de drie belangrijkste rechten die deel uitmaken van het morele recht van de auteur – het recht op openbaarmaking, het recht op naamsvermelding en het recht op integriteit van het werk – concreet uitleggen met verwijzing naar Japanse rechtszaken. Tot slot zullen we in detail ingaan op het ‘werkgeversauteursrecht’ systeem, dat het meest effectieve juridische kader is voor bedrijven om deze risico’s systematisch te beheren, en zullen we praktische richtlijnen bieden.
De Basisconcepten van Persoonlijkheidsrechten van Auteurs: Het Verschil met Auteursrechten als Eigendomsrecht
De Japanse auteursrechtwetgeving classificeert de rechten van auteurs in twee hoofdcategorieën. De ene is het ‘auteursrecht (eigendomsrecht)’, dat de economische waarde van het werk beschermt, en de andere is het ‘persoonlijkheidsrecht van de auteur’, dat de geestelijke belangen van de auteur beschermt, oftewel de persoonlijke band tussen het werk en de auteur. Artikel 17, lid 1, van de Japanse auteursrechtwet bepaalt dat de auteur beide rechten bezit.
Het meest kenmerkende aspect van de persoonlijkheidsrechten van de auteur is de exclusiviteit ervan voor de auteur zelf. Artikel 59 van de Japanse auteursrechtwet stelt duidelijk dat ‘persoonlijkheidsrechten van de auteur exclusief zijn voor de auteur en niet overdraagbaar zijn’. Dit betekent dat de persoonlijkheidsrechten van de auteur onlosmakelijk verbonden zijn met de persoonlijkheid van de auteur zelf en dat, zelfs als de auteursrechten (eigendomsrechten) door een contract aan iemand anders worden overgedragen, de persoonlijkheidsrechten bij de oorspronkelijke schepper blijven. Deze juridische eigenschap is van groot belang in de praktijk van contracten met betrekking tot het verlenen van gebruiksrechten en de overdracht van rechten. Het is niet voldoende om alleen een contract te sluiten met de inhoud ‘auteursrechten overdragen’, omdat dit niet de risico’s beheert die samenhangen met de persoonlijkheidsrechten van de auteur. Voor bedrijven om werken vrij en flexibel te kunnen gebruiken, is het essentieel om naast het verkrijgen van auteursrechten (eigendomsrechten) ook passende maatregelen te treffen voor de persoonlijkheidsrechten van de auteur.
De onderstaande tabel vat de fundamentele verschillen tussen deze twee rechten samen.
| Kenmerk | Auteursrecht (Eigendomsrecht) | Persoonlijkheidsrechten van de Auteur |
| Hoofddoel | Bescherming van economische en vermogensbelangen | Bescherming van de persoonlijke en geestelijke belangen van de schepper |
| Overdraagbaarheid | Overdracht en licenties mogelijk via contract | Niet overdraagbaar volgens artikel 59 van de Japanse auteursrechtwet (exclusief voor de auteur) |
| Juridische basis | Artikelen 21 tot en met 28 van de Japanse auteursrechtwet | Artikelen 18 tot en met 20 van de Japanse auteursrechtwet |
| Belangrijkste strategie voor bedrijven | Verkrijging, overdracht of licentie via contract | Toepassing van het ‘werkgeversauteursrecht’ systeem of overeenkomst over het niet uitoefenen van rechten |
Publicatierecht: Het recht om ongepubliceerde werken te beheren onder Japans auteursrecht
Het publicatierecht, zoals vastgelegd in artikel 18 van de Japanse Auteursrechtwet, bepaalt dat “de auteur het exclusieve recht heeft om zijn werk, dat nog niet is gepubliceerd, aan het publiek beschikbaar te stellen of te presenteren”. Dit is het exclusieve recht van de auteur om te beslissen wanneer en op welke manier zijn creatie wordt gepubliceerd. In de bedrijfswereld bestaan er veel ongepubliceerde werken, zoals interne concepten van projectplannen, niet-gepubliceerde onderzoeks- en ontwikkelingsrapporten, software die nog niet is vrijgegeven, en advertentieontwerpen die nog niet definitief zijn besloten. Deze werken zonder de toestemming van de auteurs, zijnde werknemers of externe contractanten, te publiceren, kan een inbreuk op het publicatierecht inhouden.
De Japanse Auteursrechtwet voorziet echter in bepaalde situaties een wettelijke ‘veronderstelling’ van toestemming van de auteur. Volgens artikel 18, lid 2, sub 1 van de Japanse Auteursrechtwet wordt aangenomen dat de auteur toestemming heeft gegeven voor het aanbieden of presenteren van een ongepubliceerd werk aan het publiek als de auteursrechten (vermogensrechten) van dat werk zijn overgedragen. Dit artikel is bedoeld om het soepele gebruik van ongepubliceerde werken te faciliteren wanneer een bedrijf de rechten op deze werken via een contract heeft verkregen. Het is echter belangrijk om te beseffen dat deze ‘veronderstelling’ juridisch weerlegbaar is. De juridische kracht van ‘veronderstellen’ is zwakker dan die van ‘aannemen’, en als de auteur kan bewijzen dat hij weliswaar de auteursrechten heeft overgedragen, maar niet heeft ingestemd met publicatie, kan de veronderstelling worden weerlegd. Daarom is het voor bedrijven die ongepubliceerde werken verwerven en plannen hebben om deze in de toekomst te publiceren, verstandig om niet alleen op deze veronderstellingsbepaling te vertrouwen, maar ook om een duidelijke en onherroepelijke toestemming van de auteur te verkrijgen in het contract over het tijdstip en de wijze van publicatie, om geschillen te voorkomen.
Het recht op naamsvermelding: de bevoegdheid van auteurs om hun credits te bepalen onder Japans auteursrecht
Het recht op naamsvermelding is vastgelegd in artikel 19 van de Japanse Auteursrechtwet. Dit recht waarborgt dat auteurs, wanneer zij hun werk publiceren, kunnen kiezen om hun echte naam te tonen, een pseudoniem te gebruiken, of ervoor te kiezen om helemaal geen naam te vermelden (anoniem te blijven). Degenen die het werk gebruiken, zijn in principe verplicht om de door de auteur gekozen wijze van naamsvermelding te volgen.
Er zijn echter uitzonderingen op dit recht. Artikel 19, lid 3, van de Japanse Auteursrechtwet bepaalt dat “indien het, gezien het doel en de wijze van gebruik van het werk, onwaarschijnlijk is dat het belang van de auteur om erkend te worden als de maker wordt geschaad, de naamsvermelding kan worden weggelaten zolang dit niet in strijd is met eerlijke praktijken.” Een veelvoorkomend voorbeeld is het afspelen van muziek als achtergrondmuziek in restaurants of winkels, waarbij het niet gebruikelijk is om de naam van de componist na elk nummer aan te kondigen; dit valt onder de uitzonderingsbepaling.
Technologische ontwikkelingen hebben recentelijk nieuwe uitdagingen geïntroduceerd voor het recht op naamsvermelding. Een symbolisch geval hiervan is de uitspraak van het Japanse Hooggerechtshof op 21 juli 2020 (het zogenaamde ‘Retweet-geval’). In dit geval had een fotograaf een foto met zijn naam erop op Twitter gepost, die vervolgens door een derde partij werd geretweet. Door de specificaties van het Twitter-systeem werd de afbeelding automatisch bijgesneden, waardoor het deel met de naam van de fotograaf verdween uit de weergave op de tijdlijn. Het Hooggerechtshof oordeelde dat zelfs als de persoon die de retweet uitvoerde niet de intentie had om de naam te verwijderen, het feit dat de naam niet werd weergegeven toen het aan het publiek werd gepresenteerd, een inbreuk vormde op het recht op naamsvermelding van de fotograaf. Deze uitspraak biedt belangrijke inzichten voor bedrijven die zich bezighouden met websitebeheer, applicatieontwikkeling en social media marketing. Het benadrukt dat bij het ontwerpen van systemen die content automatisch verwerken en weergeven, technische overwegingen niet mogen worden verwaarloosd om onbedoelde verwijdering van auteurscredits te voorkomen. Het is essentieel om te erkennen dat inbreuk op het recht op naamsvermelding niet alleen kan voortkomen uit direct menselijk handelen, maar ook uit automatische processen van systemen.
Het recht op integriteit van het werk: Bescherming van de volledigheid van auteursrechtelijke werken onder Japans recht
Het recht op integriteit van het werk is een van de meest krachtige persoonlijkheidsrechten van de auteur en is in de zakelijke praktijk vaak een bron van geschillen. Artikel 20, lid 1, van de Japanse Auteursrechtwet bepaalt dat “de auteur het recht heeft om de integriteit van zijn werk en de titel ervan te behouden en dat deze niet zonder zijn toestemming mogen worden gewijzigd, verwijderd of anderszins aangepast”. Dit recht beschermt auteurs tegen ongeautoriseerde wijzigingen in de inhoud of titel van hun creaties. Handelingen zoals het veranderen van het verhaal van een roman, het aanpassen van de kleurtinten van een illustratie of het verwijderen van een deel van een logo-ontwerp kunnen allemaal inbreuk maken op het recht op integriteit van het werk.
Natuurlijk zijn niet alle wijzigingen verboden. Artikel 20, lid 2, van de Japanse Auteursrechtwet somt enkele uitzonderingen op waar het recht op integriteit van het werk niet van toepassing is. De meest relevante voor bedrijfspraktijken is onderdeel 4, “wijzigingen die onvermijdelijk worden geacht gezien de aard van het werk en het doel en de wijze van gebruik”. Echter, de beoordeling of een wijziging “onvermijdelijk” is, is zeer vaag en maakt juridische voorspellingen moeilijk. Zelfs handelingen die in de zakelijke context als vanzelfsprekend worden beschouwd, zoals het wijzigen van de grootte van een afbeelding voor plaatsing op een website of het inkorten van tekst voor het maken van een samenvatting van een rapport, kunnen leiden tot een geschil als de auteur beweert dat zijn creatieve intentie is aangetast.
Het is belangrijk dat de vereiste “tegen de wil van” niet alleen wordt beoordeeld op basis van de subjectieve gevoelens van de auteur, maar ook op basis van objectieve criteria. Echter, vanwege de onduidelijke grens tussen deze objectieve beoordeling en “onvermijdelijke wijzigingen”, kan dit recht een krachtig onderhandelingsinstrument worden voor de maker. Om te voorkomen dat bedrijven worden geconfronteerd met rechtszaken over kleine wijzigingen, kunnen zij gedwongen worden tot ongunstige schikkingen met de maker. Om deze onzekerheid te elimineren, is het bij het sluiten van contracten over het gebruik van auteursrechtelijk beschermde werken uiterst effectief om de verwachte wijzigingen (zoals grootteverandering, bijsnijden, kleurcorrectie, enz.) specifiek op te sommen en een clausule op te nemen waarin de auteur vooraf alomvattend instemt met dergelijke wijzigingen als een risicobeheersingsmethode.
Rechtspraak in Japan over het recht op behoud van identiteit
Om het recht op behoud van identiteit en de reikwijdte van de toepassing ervan te begrijpen, introduceren we twee belangrijke rechtszaken.
De eerste is de uitspraak van het Japanse Hooggerechtshof op 13 februari 2001 (het zogenaamde ‘Tokimeki Memorial-geval’). In deze zaak werd een handelaar aangeklaagd die geheugenkaarten verkocht waarmee de parameters van het populaire liefdessimulatiespel ‘Tokimeki Memorial’ onrechtmatig konden worden gewijzigd. De verdediging (de verkoper) beweerde dat zij het spelprogramma zelf niet direct hadden aangepast. Het Hooggerechtshof oordeelde echter dat door het gebruik van de verkochte geheugenkaarten de parameters van de hoofdpersoon van het spel veranderden in waarden die normaal niet mogelijk zouden zijn, waardoor de verhaallijn en de weergave van de personages werden aangepast op een manier die afweek van wat de auteur bedoeld had. Het hof oordeelde dat het verkopen van apparaten die dergelijke wijzigingen vergemakkelijken op zichzelf een illegale handeling is die inbreuk maakt op de persoonlijkheidsrechten van de auteur. Deze uitspraak toont aan dat niet alleen directe wijzigingen aan een werk, maar ook het aanbieden van tools of diensten die wijzigingen door derden mogelijk maken, inbreuk kunnen maken op het recht op behoud van identiteit (indirecte inbreuk), wat vooral een belangrijk precedent is voor de software- en digitale contentindustrie.
De tweede zaak is de uitspraak van de Tokyo District Court op 26 maart 1999 (het zogenaamde ‘Dolfijnenfoto-geval’). In deze zaak had een uitgeverij foto’s van walvissen en dolfijnen, genomen door een fotograaf, in een tijdschrift gepubliceerd zonder voorafgaande toestemming, waarbij de foto’s werden bijgesneden (delen van de boven-, onder-, linker- en rechterkant werden verwijderd) en bovendien werden teksten over de foto’s geplaatst in de lay-out. De uitgeverij beweerde dat dit nodig was vanwege de lay-out van het tijdschrift en dat het de essentie van het werk niet aantastte. De rechtbank oordeelde echter dat door het bijsnijden de oorspronkelijke compositie van de foto’s was veranderd, wat niet overeenkwam met de creatieve intenties van de auteur. Ook het plaatsen van tekst over de foto’s werd gezien als een handeling die gelijk stond aan het verwijderen van delen van de foto, waardoor deze handelingen inbreuk maakten op het recht op behoud van identiteit van de fotograaf. Deze uitspraak maakt duidelijk dat zelfs als er een ontwerp- of technische noodzaak is, wanneer dit leidt tot wijzigingen die de creatieve expressie van de auteur beïnvloeden, dit inbreuk kan maken op het recht op behoud van identiteit.
Werkgerelateerde Creaties: Het Juridische Kader voor het Aanmerken van Rechtspersonen als Auteurs in Japan
Zoals we tot nu toe hebben gezien, zijn persoonlijkheidsrechten van de auteur niet overdraagbaar en omvatten ze een moeilijk te beheren risico voor bedrijven. Het meest omvattende en krachtige juridische middel om dit fundamentele probleem op te lossen, is het systeem van ‘werkgerelateerde creaties’, zoals vastgelegd in artikel 15 van de Japanse Auteursrechtwet.
Het meest kenmerkende aspect van het systeem van werkgerelateerde creaties is dat, wanneer aan bepaalde voorwaarden is voldaan, niet de individuele werknemer die het werk daadwerkelijk heeft gecreëerd, maar de werkgever of rechtspersoon vanaf het begin van de creatie de status van ‘auteur’ verkrijgt. Hierdoor verkrijgt de rechtspersoon niet alleen het auteursrecht (eigendomsrecht), maar ook oorspronkelijk de persoonlijkheidsrechten van de auteur. Als gevolg hiervan ontstaan er geen persoonlijkheidsrechten voor de individuele schepper, waardoor toekomstige risico’s die voortvloeien uit de niet-overdraagbaarheid volledig worden geëlimineerd. Dit systeem is een belangrijke uitzondering op het principe in de Japanse Auteursrechtwet dat ‘de schepper de auteur is’ (het scheppingsprincipe) en is ingesteld om de soepele bedrijfsvoering van ondernemingen te ondersteunen. Het is echter strikt een uitzonderingsbepaling, dus rechtbanken neigen ernaar de vereisten voor het tot stand komen ervan strikt te interpreteren. Om als onderneming van dit systeem te kunnen profiteren, is het noodzakelijk om elk van de vastgestelde vereisten zorgvuldig te vervullen en bewijs van deze naleving te verzamelen.
Vereisten voor het tot stand komen van werknemersauteursrecht en praktische aandachtspunten in Japan
Om werknemersauteursrecht te laten ontstaan, moeten alle volgende vereisten worden voldaan zoals vastgesteld in artikel 15 van de Japanse Auteursrechtwet:
- Het werk moet zijn gecreëerd op initiatief van een rechtspersoon of andere werkgever (hierna ‘rechtspersoon etc.’).
- Het moet zijn gemaakt door iemand die werkzaam is in dienst van de rechtspersoon etc.
- Het moet een werk zijn dat door de persoon in de uitoefening van zijn functie is gemaakt.
- Het moet worden gepubliceerd onder de naam van de rechtspersoon etc. als de auteur (echter, deze vereiste is niet nodig voor computerprogramma’s).
- Er mag geen specifieke bepaling zijn in het contract, de arbeidsreglementen of anderszins op het moment van creatie.
Binnen deze vereisten is de interpretatie van de tweede ‘persoon die werkzaam is in dienst van de rechtspersoon etc.’ in de praktijk het meest problematisch. Het is duidelijk dat vaste werknemers aan deze vereiste voldoen, maar voor werken gecreëerd door externe contractanten of freelancers, zoals ontwerpers, wordt de beoordeling complexer.
In dit verband heeft het Japanse Hooggerechtshof in zijn uitspraak van 11 april 2003 (bekend als de ‘RGB-zaak’) belangrijke beoordelingscriteria aangegeven. Het Hooggerechtshof stelde dat of iemand als ‘persoon die werkzaam is in dienst van de rechtspersoon etc.’ wordt beschouwd, niet moet worden bepaald op basis van formele criteria zoals de naam van het contract (bijvoorbeeld ‘opdrachtovereenkomst’), maar dat er substantieel moet worden gekeken naar het bestaan van een daadwerkelijke leidinggevende en toezichthoudende relatie tussen de werkgever en de maker, en of de betaling voor de geleverde arbeid als zodanig kan worden beschouwd, rekening houdend met de aard van het werk, de aan- of afwezigheid van leiding en toezicht, en de hoogte en wijze van betaling.
Wat deze uitspraak aantoont, is dat bedrijven niet lichtvaardig kunnen verwachten dat werknemersauteursrecht tot stand komt in hun relatie met externe professionals. Freelance ontwerpers en programmeurs staan doorgaans niet direct onder het toezicht van een bedrijf en voeren hun werkzaamheden uit als onafhankelijke ondernemers, waardoor de kans groot is dat zij niet worden erkend als ‘personen die werkzaam zijn in dienst van de rechtspersoon etc.’. Daarom moeten bedrijven een tweeledige benadering hanteren voor het beheer van intellectueel eigendom. Voor werken gecreëerd door werknemers, zorgen zij voor het vastleggen van arbeidsovereenkomsten en arbeidsreglementen om de vereisten voor werknemersauteursrecht zeker te stellen en de rechten te beschermen. Aan de andere kant, voor werken gecreëerd door externe opdrachtnemers, in plaats van te vertrouwen op het ontstaan van werknemersauteursrecht, is het vastleggen van de overdracht van auteursrechten (eigendomsrechten) in de overeenkomst, samen met een speciale clausule waarin wordt afgezien van het uitoefenen van morele rechten van de auteur (een niet-uitoefeningsclausule), de enige betrouwbare risicobeheerstrategie.
Samenvatting
In het Japanse auteursrecht zijn de morele rechten van de auteur niet overdraagbaar en vormen ze een krachtig recht ter bescherming van de persoonlijke belangen van de schepper. Als bedrijven deze rechten negeren, kunnen ze geconfronteerd worden met ernstige bedrijfsrisico’s zoals vertragingen in bedrijfsplannen en onverwachte rechtszaken. Het recht op openbaarmaking, naamsvermelding en met name het recht op integriteit van het werk hebben directe invloed op de public relations, ontwikkeling en marketingactiviteiten van een bedrijf. De meest betrouwbare manier om deze risico’s effectief te beheren, is door maatregelen te nemen die zowel de interne organisatie als externe contracten betreffen. Voor werken gecreëerd door werknemers is het essentieel om de vereisten van het systeem van werknemersauteursrecht nauwkeurig te begrijpen en interne regels en procedures op te stellen om deze betrouwbaar toe te passen. Aan de andere kant is het bij samenwerking met externe creatieven, zoals freelancers of uitbestede dienstverleners, uiterst belangrijk om duidelijke en specifieke contracten af te sluiten die auteursrecht overdracht en een clausule bevatten die afziet van de uitoefening van morele rechten, zonder te rekenen op de totstandkoming van werknemersauteursrecht.
Monolith Law Office heeft een schat aan ervaring in het vertegenwoordigen van een groot aantal binnen- en buitenlandse cliënten in complexe zaken met betrekking tot het Japanse auteursrecht, in het bijzonder de morele rechten van de auteur. Ons kantoor heeft meerdere specialisten met een internationale achtergrond in dienst, waaronder Engelssprekenden met buitenlandse advocatenkwalificaties, die in staat zijn om nauwkeurig advies te geven over het Japanse rechtssysteem vanuit een wereldwijd perspectief. Wij bieden alle juridische ondersteuning gerelateerd aan de inhoud besproken in dit artikel, van het opstellen en beoordelen van arbeidsovereenkomsten en contracten voor uitbestede diensten, tot het ontwikkelen van interne beleidslijnen voor intellectueel eigendomsbeheer en het omgaan met geschillen mochten deze zich voordoen.
Category: General Corporate




















