Ontbinding van een bedrijf volgens het Japanse vennootschapsrecht: Uitleg over de betekenis en procedures

In de levenscyclus van een bedrijf wordt ‘ontbinding’ gepositioneerd als een van de laatste fasen. Dit proces betekent het starten van juridische procedures om de bedrijfsactiviteiten officieel te beëindigen en de rechtspersoonlijkheid te laten verdwijnen. Echter, de term ‘ontbinding’ wordt vaak verward met ‘faillissement’. Het is uiterst belangrijk om deze twee concepten duidelijk te onderscheiden voor het begrijpen van het Japanse vennootschapsrecht en het maken van de juiste managementbeslissingen. Waar faillissement voornamelijk verwijst naar een financiële insolventie, zoals een schuldoverschot, omvat ontbinding een veel breder scala aan redenen. Bijvoorbeeld, het bereiken van het bedrijfsdoel, het vrijwillig beëindigen van de activiteiten door gebrek aan opvolging, of als onderdeel van een organisatorische herstructurering, kan een financieel gezond bedrijf strategisch kiezen voor ontbinding. Daarom betekent ontbinding niet noodzakelijkerwijs een mislukking in het management, maar kan het ook deel uitmaken van een geplande bedrijfsstrategie. Wanneer een bedrijf wordt ontbonden, verliest het de capaciteit om normale bedrijfsactiviteiten uit te voeren en gaat het over naar de ‘liquidatiefase’. Liquidatieprocedures zijn een reeks processen waarbij de activa van het bedrijf worden omgezet in contanten, schulden worden afbetaald en het resterende vermogen wordt verdeeld onder de aandeelhouders. In dit artikel richten we ons op de ontbinding van bedrijven onder het Japanse vennootschapsrecht, en bespreken we de juridische betekenis, de in de wet vastgestelde redenen voor ontbinding, het speciale systeem van ‘veronderstelde ontbinding’ dat van toepassing is op bedrijven die lange tijd geen activiteiten hebben ontplooid, en de ‘voortzetting van het bedrijf’ waardoor eenmaal ontbonden bedrijven weer in staat zijn om bedrijfsactiviteiten uit te voeren, aan de hand van specifieke wetgeving en jurisprudentie.
Wat houdt de ontbinding van een bedrijf in onder Japans ondernemingsrecht?
In het Japanse ondernemingsrecht verwijst de ‘ontbinding’ van een bedrijf naar de juridische feiten die ervoor zorgen dat een naamloze vennootschap stopt met haar oorspronkelijke doel van winstgevende activiteiten en overgaat tot de liquidatieprocedure om de juridische relaties af te wikkelen. Een belangrijk punt is dat door ontbinding de rechtspersoonlijkheid van het bedrijf niet onmiddellijk ophoudt te bestaan. Een ontbonden bedrijf wordt vanaf dat moment een ‘liquidatie naamloze vennootschap’ en blijft alleen bestaan binnen de grenzen van het doel van de liquidatie. Dit betekent dat het bedrijf zijn status als ‘going concern’ verliest, wat staat voor een bedrijf dat operationeel actief is, en overgaat naar een speciale vorm van bestaan om de juridische afwikkeling te verrichten.
Deze overgang brengt fundamentele veranderingen met zich mee voor de verantwoordelijkheden en verplichtingen van het management van het bedrijf, in het bijzonder de directeuren. Directeuren van een bedrijf dat normale bedrijfsactiviteiten uitvoert, hebben de plicht om het bedrijf te laten groeien met als doel de aandeelhouderswaarde te maximaliseren. Echter, wanneer een bedrijf ontbonden wordt en de liquidatiefase ingaat, verandert hun primaire plicht naar het eerlijk beheren van de bedrijfsactiva, het eerlijk aflossen van schulden aan alle schuldeisers, en vervolgens het verdelen van de resterende activa onder de aandeelhouders. Het begrijpen van deze verschuiving in verplichtingen is essentieel voor het beheren van juridische risico’s na ontbinding. Artikel 475 van de Japanse ondernemingswet stelt duidelijk dat, behalve in het geval van ontbinding door fusie of wanneer een faillissementsprocedure aan de gang is, een bedrijf dat ontbonden is, een liquidatieprocedure moet starten. Daarom moet ontbinding niet alleen gezien worden als een ‘uit-schakelaar’ die de activiteiten van een bedrijf stopt, maar als een ‘modus-schakelaar’ die de juridische status en de verplichtingen van het management fundamenteel verandert.
Ontbindingsgronden volgens het Japanse Vennootschapsrecht
Het Japanse Vennootschapsrecht somt specifieke gronden op waarop een naamloze vennootschap kan worden ontbonden. Volgens artikel 471 van het Japanse Vennootschapsrecht wordt een naamloze vennootschap om de volgende redenen ontbonden:
- Het verstrijken van de in de statuten vastgestelde duur van het bestaan
- Het intreden van een ontbindingsgrond zoals vastgesteld in de statuten
- Een besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders
- Fusie (alleen indien de naamloze vennootschap door de fusie ophoudt te bestaan)
- Een besluit tot aanvang van faillissementsprocedures
- Een gerechtelijk bevel tot ontbinding
Deze gronden kunnen worden onderverdeeld in vrijwillige, gebaseerd op de wil van de vennootschap, en verplichte, opgelegd door externe factoren of gerechtelijke beslissingen. Het vooraf vaststellen van een bestaansduur of specifieke ontbindingsgronden in de statuten wordt met name gebruikt door bedrijven die gericht zijn op het uitvoeren van projecten.
In de praktijk is het meest gangbare middel voor ontbinding ‘een besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders’. Dit is een procedure waarbij de eigenaren van de vennootschap, de aandeelhouders, besluiten om de bedrijfsactiviteiten van de vennootschap te beëindigen. Omdat de ontbinding van een vennootschap een uiterst belangrijke beslissing is met betrekking tot het voortbestaan ervan, vereist artikel 309, lid 2, nummer 11 van het Japanse Vennootschapsrecht een ‘speciale resolutie’, die strenger is dan een gewone resolutie. Voor het aannemen van een speciale resolutie is in principe de aanwezigheid van aandeelhouders met meer dan de helft van de stemrechten vereist, en bovendien moet meer dan twee derde van de stemrechten van de aanwezige aandeelhouders vóór zijn.
Deze ‘meer dan twee derde’-vereiste heeft een zeer belangrijke betekenis in termen van bedrijfsstrategie. Dit betekent dat een aandeelhouder die meer dan een derde van de stemrechten bezit, een ontbindingsbesluit kan tegenhouden door tegen te stemmen. Met andere woorden, zelfs een minderheidsaandeelhouder kan een feitelijk vetorecht (blokkeringsrecht) hebben over de ontbinding van de vennootschap door meer dan een derde van de aandelen te bezitten. Dit is een strategisch element dat zorgvuldig moet worden overwogen, met name bij het opzetten van joint ventures of in het kapitaalbeleid van bedrijven met meerdere belangrijke aandeelhouders.
Ontbindingsgrond | Wettelijke basis | Aard | Belangrijkste kenmerken |
Het verstrijken van de in de statuten vastgestelde duur van het bestaan | Vennootschapsrecht artikel 471 lid 1 | Vrijwillig | Wanneer de bij oprichting vastgestelde periode is verstreken. |
Het intreden van een ontbindingsgrond zoals vastgesteld in de statuten | Vennootschapsrecht artikel 471 lid 2 | Vrijwillig | Wanneer een bij oprichting vastgestelde specifieke voorwaarde wordt vervuld. |
Een besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders | Vennootschapsrecht artikel 471 lid 3 | Vrijwillig | De meest gebruikelijke methode voor vrijwillige ontbinding. Een speciale resolutie is vereist. |
Fusie (indien de vennootschap ophoudt te bestaan) | Vennootschapsrecht artikel 471 lid 4 | Vrijwillig | Als onderdeel van een herstructurering. Rechten en verplichtingen worden overgedragen aan de voortzettende vennootschap. |
Een besluit tot aanvang van faillissementsprocedures | Vennootschapsrecht artikel 471 lid 5 | Verplicht | Vanwege financieel onvermogen. De rechtbank is betrokken. |
Een gerechtelijk bevel tot ontbinding | Vennootschapsrecht artikel 471 lid 6 | Verplicht | Opgelegd door de rechtbank in onvermijdelijke gevallen, zoals conflicten tussen aandeelhouders. |
Verzoeken tot ontbinding van een vennootschap bekeken vanuit Japanse rechtspraak
Binnen de gronden voor ontbinding van een vennootschap in Japan bestaat er een bijzondere procedure waarbij een aandeelhouder de rechtbank kan verzoeken de vennootschap te ontbinden. Artikel 833 van het Japanse Vennootschapsrecht bepaalt dat aandeelhouders die ten minste een tiende van de totale stemrechten bezitten, de ontbinding van de vennootschap kunnen eisen wanneer er ‘onvermijdelijke redenen’ zijn, zoals wanneer de uitvoering van de bedrijfsactiviteiten aanzienlijk bemoeilijkt wordt en er een risico bestaat op onherstelbare schade voor de vennootschap. Echter, omdat een gerechtelijk bevel tot ontbinding van een vennootschap de rechtspersoonlijkheid van de vennootschap dwingend beëindigt, wordt deze beslissing uiterst zorgvuldig genomen.
Een belangrijk rechtsgeval in dit verband is de uitspraak van de Tokyo District Court op 1 februari 2016 (Heisei 28). Dit geval betrof een familiebedrijf waarbij twee aandeelhouders, elk met 50% van de aandelen, volledig tegenover elkaar stonden, waardoor de benoeming van bestuurders en de besluitvorming van de vennootschap volledig tot stilstand kwamen. Een van de aandeelhouders spande een rechtszaak aan om de impasse te doorbreken en de ontbinding van de vennootschap te eisen.
De rechtbank erkende dat de tegenstelling tussen de aandeelhouders ernstig was en dat zowel de algemene vergadering van aandeelhouders als de raad van bestuur disfunctioneel waren. De rechtbank oordeelde dat de situatie zo verslechterd was dat het zinloos was om de vennootschap voort te laten bestaan en dat het onmogelijk was om de situatie te verbeteren met andere middelen, zoals de overdracht van aandelen. Als conclusie erkende de rechtbank de aanwezigheid van ‘aanzienlijke moeilijkheden in de uitvoering van de bedrijfsactiviteiten’ en ‘onvermijdelijke redenen’ en vaardigde een bevel uit tot ontbinding van de vennootschap.
Wat deze uitspraak benadrukt, is dat een gerechtelijk bevel tot ontbinding niet wordt toegestaan op basis van louter meningsverschillen tussen aandeelhouders of tegenstellingen in het managementbeleid. De rechtbank beschouwt ontbinding als ‘het laatste redmiddel’ en activeert deze krachtige maatregel alleen in gevallen waarin de vennootschap zich in een ernstige en permanente staat van disfunctioneren bevindt, waardoor voortzetting onmogelijk is. Bovendien zal de rechtbank ook beoordelen of het verzoek tot ontbinding geen misbruik van recht vormt, bedoeld om oneigenlijke druk uit te oefenen op de andere aandeelhouder(s). Daarom moet een verzoek tot gerechtelijke ontbinding niet worden gezien als een initiële strategie om managementconflicten op te lossen, maar als een laatste redmiddel nadat alle andere onderhandelingsmiddelen zijn uitgeput.
Het Systeem van Veronderstelde Ontbinding voor Inactieve Bedrijven Onder Japans Vennootschapsrecht
In het Japanse vennootschapsrecht bestaat er een uniek systeem genaamd ‘veronderstelde ontbinding van inactieve bedrijven’. Dit systeem behandelt bedrijven die lange tijd geen tekenen van zakelijke activiteit hebben vertoond en waarbij geen wijzigingen in de registratie zijn doorgevoerd, wettelijk als ontbonden. Artikel 472, lid 1, van het Japanse vennootschapsrecht definieert ‘inactieve bedrijven’ als naamloze vennootschappen waarbij sinds de laatste registratie van het betreffende bedrijf 12 jaar zijn verstreken.
Er zijn twee doelen voor dit systeem. Ten eerste, het handhaven van de betrouwbaarheid van het handelsregister. Als bedrijven zonder substantie op het register blijven staan, kan dit de veiligheid van commerciële transacties in gevaar brengen. Ten tweede, het voorkomen dat inactieve bedrijven worden overgenomen door criminele organisaties en gebruikt voor fraude en andere illegale activiteiten. Het Japanse Ministerie van Justitie voert regelmatig opruimacties uit om deze problemen aan te pakken.
Deze procedure verloopt automatisch onder leiding van de overheid. Bijvoorbeeld, de opruimactie voor het fiscale jaar 2024 (2024年度) werd volgens het volgende schema uitgevoerd:
- Op 10 oktober 2024 heeft de Minister van Justitie een aankondiging in de officiële staatscourant geplaatst.
- Tegelijkertijd werden er vanuit het bevoegde juridische bureau kennisgevingen verzonden naar het geregistreerde hoofdkantoor van de betreffende inactieve bedrijven. Echter, zelfs als deze kennisgeving niet wordt ontvangen, wordt de procedure niet stopgezet.
- Bedrijven die de kennisgeving ontvingen, hadden twee maanden de tijd, tot 10 december 2024, om een verklaring in te dienen dat zij hun bedrijfsactiviteiten nog niet hadden gestaakt of om de benodigde wijzigingen in de registratie, zoals wijzigingen in het bestuur, aan te vragen.
- Bedrijven die binnen deze termijn geen actie ondernamen, werden op 11 december 2024 geacht te zijn ontbonden, waarna de registerbeheerder ambtshalve de ontbinding registreerde.
Dit systeem brengt het risico met zich mee dat waardevolle bedrijven onbedoeld verloren gaan. Stel je voor dat een buitenlands moederbedrijf een dochteronderneming in Japan heeft die tijdelijk haar activiteiten heeft opgeschort. Zelfs als deze dochteronderneming waardevolle activa zoals onroerend goed of intellectuele eigendomsrechten bezit, kan het automatisch het doelwit worden van veronderstelde ontbinding als het de door het Japanse vennootschapsrecht vereiste registratie van bestuurswijzigingen (maximaal elke 10 jaar) verzuimt en er 12 jaar verstrijken. Aangezien kennisgevingen worden verzonden naar het geregistreerde adres, als dat adres verouderd of niet beheerd is, kan het moederbedrijf zich onbewust zijn van de ontbindingscrisis van de dochteronderneming totdat de procedure is voltooid. Dit toont aan dat eenvoudig administratief verzuim kan leiden tot onherstelbare gevolgen, een ‘administratieve valstrik’, en benadrukt het belang van het handhaven van fundamentele juridische compliance voor alle rechtspersonen, ongeacht hun activiteitsniveau.
Voortzetting van een bedrijf na ontbinding in Japan
Zelfs nadat een bedrijf is ontbonden, is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om deze beslissing terug te draaien en de bedrijfsactiviteiten te hervatten. Dit proces staat bekend als ‘voortzetting van een bedrijf’. Artikel 473 van de Japanse Vennootschapswet (Companies Act) regelt deze voortzetting van een bedrijf.
De mogelijkheid tot voortzetting van een bedrijf hangt af van de reden voor ontbinding. Voortzetting is mogelijk als de ontbinding plaatsvond vanwege 1) het verstrijken van de in de statuten vastgestelde duur van het bedrijf, 2) het optreden van een ontbindingsgrond zoals vastgesteld in de statuten, of 3) een besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders. Ook in het geval van een ‘veronderstelde ontbinding’ van een slapende vennootschap, wordt voortzetting toegestaan. In deze gevallen kan het bedrijf worden voortgezet door een speciale resolutie van de algemene vergadering van aandeelhouders (Artikel 309, lid 2, punt 11 van de Japanse Vennootschapswet), zolang de liquidatie nog niet is voltooid.
Aan de andere kant zijn er situaties waarin voortzetting van een bedrijf niet is toegestaan. Dit geldt specifiek wanneer een bedrijf is ontbonden door fusie, door het starten van faillissementsprocedures, of door een ontbindingsbevel van de rechtbank. Deze redenen voor ontbinding worden geïnterpreteerd als definitief, buiten de wil van het bedrijf om of gebaseerd op een gerechtelijke beslissing.
Speciale aandacht is vereist voor de tijdslimiet in het geval van een veronderstelde ontbinding. Een bedrijf dat geacht wordt te zijn ontbonden door een veronderstelde ontbinding kan alleen worden voortgezet binnen drie jaar na de datum waarop het als ontbonden werd beschouwd. Deze periode van drie jaar fungeert als een soort ‘verjaringstermijn’ om administratieve nalatigheden te corrigeren. Als men zich niet binnen drie jaar bewust wordt van het feit van de veronderstelde ontbinding, gaat de kans om het bedrijf te herstellen voorgoed verloren en blijft er geen andere optie over dan de liquidatieprocedure te voltooien. Voortzetting van een bedrijf is een krachtig instrument dat flexibele bedrijfsbeslissingen mogelijk maakt, maar het is belangrijk om te begrijpen dat het gebruik ervan onderhevig is aan duidelijke voorwaarden en tijdslimieten.
Samenvatting
In het Japanse vennootschapsrecht worden faillissement en ontbinding, zoals in dit artikel in detail beschreven, duidelijk onderscheiden. Faillissement verwijst voornamelijk naar een financiële insolventie, zoals een situatie van overmatige schulden, terwijl ontbinding kan plaatsvinden als onderdeel van bijvoorbeeld het bereiken van het bedrijfsdoel, het vrijwillig beëindigen van de onderneming door gebrek aan opvolging, of als onderdeel van een organisatorische herstructurering. Het begrijpen van dit onderscheid is essentieel voor het begrijpen van de levenscyclus van een onderneming onder het Japanse vennootschapsrecht.
Monolith Law Office heeft een rijke ervaring in het leveren van diverse juridische diensten gerelateerd aan de levenscyclus van een onderneming, inclusief de ontbinding van bedrijven zoals besproken in dit artikel, aan een groot aantal cliënten binnen Japan. Ons kantoor heeft niet alleen experts in huis met een Japanse advocaatstitel, maar ook Engelssprekende professionals met advocaatstitels uit andere landen, waardoor we in staat zijn om zonder taalbarrières hoogwaardige juridische ondersteuning te bieden, ook in internationale zaken.
Category: General Corporate