MONOLITH LAW OFFICE+81-3-6262-3248Weekdagen 10:00-18:00 JST [English Only]

MONOLITH LAW MAGAZINE

General Corporate

De rechten van leden in een Japanse Gōdō Kaisha: Van winstverdeling tot deelname aan het management

General Corporate

De rechten van leden in een Japanse Gōdō Kaisha: Van winstverdeling tot deelname aan het management

Sinds de invoering van de Japanse Vennootschapswet (Companies Act) in 2006 (Heisei 18), is de Godo Kaisha (LLC) een populaire bedrijfsvorm geworden voor veel ondernemers vanwege de eenvoud van oprichting en operationele flexibiliteit. Deze bedrijfsvorm, geïntroduceerd naar het model van de Amerikaanse LLC (Limited Liability Company), is een aantrekkelijke optie voor bedrijven die internationaal zaken willen doen. Een van de belangrijkste concepten om te begrijpen bij een Godo Kaisha is de status van ‘leden’. In tegenstelling tot ‘werknemers’ bij een Kabushiki Kaisha (aandelenvennootschap), verwijzen ‘leden’ bij een Godo Kaisha naar de bijdragende leden, oftewel de eigenaren. Deze status lijkt op die van aandeelhouders bij een Kabushiki Kaisha, maar er is een cruciaal verschil: een Godo Kaisha gaat in principe uit van ‘eenheid van eigendom en beheer’. Dit betekent dat de leden, die investeerders zijn, in principe zelf het management van het bedrijf op zich nemen. Deze fundamentele structuur bepaalt grotendeels de rechten die aan de leden worden verleend. In dit artikel zullen we dieper ingaan op de ‘belangen’ van de leden van een Godo Kaisha, oftewel het geheel van rechten en verplichtingen ten opzichte van het bedrijf. We zullen specifiek de inhoud van deze rechten onderzoeken vanuit twee perspectieven: het recht om economisch voordeel te ontvangen van het bedrijf (eigenbelang) en het recht om deel te nemen aan en toezicht te houden op het management van het bedrijf (gemeenschappelijk belang). We zullen verduidelijken hoe de Japanse Vennootschapswet deze rechten vaststelt en beschermt, met specifieke verwijzing naar wetsartikelen en rechtspraak.

Het Totale Overzicht van Medewerkersrechten in een Japanse Vennootschap onder Firma: Individuele Rechten en Collectieve Rechten

De rechten van medewerkers in een Japanse vennootschap onder firma (Gōdō Kaisha) kunnen grofweg worden ingedeeld in twee categorieën, gebaseerd op hun aard. Dit is een traditionele indelingsmethode onder het Japanse vennootschapsrecht, die ook wordt gebruikt om de rechten van aandeelhouders in een naamloze vennootschap te verklaren. De ene categorie betreft ‘individuele rechten’ (Jieken), de andere ‘collectieve rechten’ (Kyōekiken).

Individuele rechten verwijzen naar de rechten die een medewerker uitoefent ten behoeve van zijn eigen economische voordeel binnen de vennootschap. Dit omvat het recht om een deel van de winst die voortvloeit uit de bedrijfsactiviteiten te claimen, evenals het recht op een deel van de resterende activa wanneer de vennootschap wordt ontbonden. Deze rechten zijn direct gerelateerd aan de inbreng van de medewerker en dienen als een directe tegenprestatie.

Aan de andere kant verwijzen collectieve rechten naar de rechten die een medewerker uitoefent ten behoeve van het algemene belang van de vennootschap, zoals deelname aan het management of het toezicht houden op het management. Specifiek omvat dit het recht om bedrijfsactiviteiten uit te voeren en het recht om onderzoek te doen naar de uitvoering van deze activiteiten. Collectieve rechten zijn gericht op het gezonde beheer van de vennootschap als een gezamenlijke onderneming, niet alleen voor het individuele voordeel van de medewerkers.

In een naamloze vennootschap, waar eigendom (aandeelhouders) en management (directeuren) gescheiden zijn, worden individuele rechten (zoals het recht op dividend) en collectieve rechten (zoals stemrechten op de algemene vergadering van aandeelhouders) relatief duidelijk onderscheiden. Echter, in een vennootschap onder firma, waar eigendom en management in principe samenvallen, zijn de grenzen tussen deze twee rechten veel vloeiender. Bijvoorbeeld, het recht om bedrijfsactiviteiten uit te voeren (een collectief recht) komt direct voort uit de positie van de medewerker als eigenaar, en de winst die voortvloeit uit de uitoefening van dit recht wordt uiteindelijk teruggegeven aan de medewerker via individuele rechten. Het begrijpen van deze wisselwerking is essentieel voor het doorgronden van de rechtenstructuur van een vennootschap onder firma.

De concrete inhoud van het recht op economisch voordeel (eigenbelangrecht) onder Japans recht

Het kernrecht van werknemers op eigenbelang is het recht om te genieten van de winsten van de onderneming. Het Japanse vennootschapsrecht regelt dit recht vanuit twee aspecten: ‘verdeling van winst en verlies’ en ‘uitkering van winst’. Hoewel deze nauw met elkaar verbonden zijn, bestaan er belangrijke verschillen in juridische betekenis en procedures.

Verdeling van winst en verlies onder Japans recht

De verdeling van winst en verlies is het proces waarbij aan het einde van de boekhoudperiode wordt bepaald welk deel van de winst of het verlies van een bedrijf aan welke aandeelhouder en in welke verhouding wordt toegekend. Deze verdelingsratio is een van de meest cruciale elementen bij het vaststellen van de economische relaties tussen aandeelhouders.

Artikel 622, lid 1, van het Japanse Vennootschapsrecht stelt de basisprincipes vast voor deze verdelingsratio. Volgens dit artikel, als er in de statuten geen bepalingen zijn over de verdeling van winst en verlies, wordt de ratio bepaald op basis van de waarde van de inbreng van elke aandeelhouder. Dit principe houdt in dat aandeelhouders die meer hebben ingebracht, ook een groter deel van de winst (of het verlies) voor hun rekening nemen.

Echter, een van de grootste kenmerken van een Japanse ‘Godo Kaisha’ (vergelijkbaar met een vennootschap onder firma) is de flexibiliteit om dit principe aan te passen door middel van ‘statutaire autonomie’. Aandeelhouders kunnen vrijelijk de verdelingsratio van winst en verlies bepalen op basis van criteria die volledig verschillen van de inbrengwaarde, door hierover overeenstemming te bereiken in de statuten. Bijvoorbeeld, als aandeelhouder A kapitaal verschaft en aandeelhouder B uitstekende technologie of knowhow levert, kan B, ondanks een kleinere inbreng, een hogere winstverdelingsratio krijgen toegekend dan A, als waardering voor zijn bijdrage. Deze flexibiliteit is de reden waarom de ‘Godo Kaisha’ vaak de voorkeur krijgt in gezamenlijke ondernemingen waar mensen met diverse bijdragen samenkomen.

Daarnaast bepaalt artikel 622, lid 2, van het Japanse Vennootschapsrecht dat, als in de statuten alleen een verdelingsratio voor winst of verlies is vastgelegd, deze ratio wordt verondersteld voor zowel winst als verlies te gelden. Dit is een bepaling die de redelijke wil van de partijen interpreteert.

Wanneer verlies wordt verdeeld, betekent dit niet dat er onmiddellijk om een extra inbreng wordt gevraagd. Normaal gesproken, tenzij de statuten anders bepalen, wordt het verlies verwerkt door de boekwaarde van het aandeel van elke aandeelhouder te verminderen. Dit resultaat heeft invloed op het bedrag dat aan aandeelhouders wordt uitbetaald wanneer zij de onderneming verlaten of op de verdeling van het resterende vermogen bij liquidatie van het bedrijf.

Uitkering van Winsten Onder Japans Recht

Terwijl de verdeling van winst en verlies de toewijzing van boekhoudkundige winsten bepaalt, verwijst de uitkering van winsten naar de daadwerkelijke distributie van bedrijfsvermogen aan de leden van de onderneming. Op basis van artikel 621, lid 1 van het Japanse Vennootschapsrecht, hebben leden het recht om een uitkering van winsten van de onderneming te eisen.

Waar de ‘uitkering van overtollige middelen’ bij een naamloze vennootschap zowel uit overtollige winsten als uit overtollig kapitaal kan bestaan, is de ‘uitkering van winsten’ bij een vennootschap onder firma, zoals de naam al aangeeft, uitsluitend gebaseerd op winsten. Dit is ook een belangrijk verschil ter bescherming van het vermogen van de onderneming.

Wat betreft de procedure voor winstuitkering, biedt een vennootschap onder firma veel flexibiliteit. Volgens de wet kunnen leden te allen tijde een winstuitkering eisen, maar dit kan de financiële stabiliteit van de onderneming in gevaar brengen. Daarom is het in de praktijk uiterst belangrijk om in de statuten specifieke bepalingen vast te leggen over de timing, frequentie en procedure van winstuitkeringen. Door bijvoorbeeld te bepalen dat ‘na de definitieve jaarafsluiting, een uitkering plaatsvindt op basis van een besluit van de meerderheid van de uitvoerende leden’, kan een geplande vermogensverdeling worden gerealiseerd.

Echter, deze vrijheid van uitkering is onderworpen aan strikte wettelijke beperkingen, bekend als ‘kapitaalbronregulering’. Artikel 628 van het Japanse Vennootschapsrecht bepaalt dat een onderneming geen winstuitkering kan doen als het bedrag van de uitkering de winst van de onderneming op de dag van de uitkering overschrijdt. Dit is een absolute regel om te voorkomen dat bedrijfsvermogen onrechtmatig wegvloeit en de schuldeisers van de onderneming worden benadeeld. De onderneming heeft zowel het recht als de plicht om verzoeken om uitkeringen die in strijd zijn met deze regulering te weigeren.

Als een onderneming in strijd met deze kapitaalbronregulering een uitkering doet (illegale uitkering), dan zijn de gevolgen ernstig. Volgens artikel 629, lid 1 van het Japanse Vennootschapsrecht, zijn de leden die de uitvoering van de uitkering hebben beheerd, samen met de leden die de illegale uitkering hebben ontvangen, solidair aansprakelijk voor het betalen van een bedrag gelijk aan de uitkering aan de onderneming. Uitvoerende leden kunnen aan deze aansprakelijkheid niet ontkomen, tenzij zij kunnen bewijzen dat zij niet nalatig zijn geweest in de uitvoering van hun taken. Vrijstelling van deze verplichting vereist in principe de instemming van alle leden, maar is beperkt tot de omvang van de winst die bestond ten tijde van de uitkering. Bovendien kunnen schuldeisers van de onderneming directe betaling eisen van de leden die de illegale uitkering hebben ontvangen. Zo bestaat er achter de flexibiliteit van winstuitkering een strenge verantwoordelijkheid voor het behoud van vermogen, die zowel op de leden als op de managers rust.

De concrete inhoud van het recht op deelname en toezicht in het management (gemeenschappelijk belang) onder Japans recht

Het recht op gemeenschappelijk belang stelt de leden van een bedrijf in staat om als eigenaren van het bedrijf deel te nemen aan en toezicht te houden op het management. In een Japanse vennootschap onder firma, waar eigendom en management samenvallen, vormt het ontwerp van dit recht op gemeenschappelijk belang de kern van de governance.

Het recht op bedrijfsvoering en vertegenwoordiging

De Japanse vennootschapswetgeving stelt eerst de principes vast voor de bedrijfsvoering en vertegenwoordiging van een vennootschap onder firma en staat vervolgens aanpassingen toe via de statuten.

Volgens de principes heeft, op basis van artikel 590, lid 1, van de Japanse vennootschapswet, elk lid het recht om de bedrijfsvoering van het bedrijf uit te voeren. Als er meerdere leden zijn, worden de bedrijfsactiviteiten, tenzij anders bepaald in de statuten, besloten door een meerderheid van de leden (artikel 590, lid 2). Bovendien hebben de leden die de bedrijfsvoering uitvoeren in principe ook de bevoegdheid om het bedrijf te vertegenwoordigen (artikelen 599, lid 1 en 2 van de Japanse vennootschapswet). Dit betekent dat, als er niets anders is bepaald, alle leden zowel uitvoerende leden als vertegenwoordigende leden zijn.

Maar het kan inefficiënt zijn of onduidelijkheid over verantwoordelijkheden veroorzaken als alle leden betrokken zijn bij besluitvorming over het management of externe contractuele handelingen. Daarom staat de Japanse vennootschapswet concentratie van bevoegdheden via de statuten toe. Het is mogelijk om in de statuten specifieke leden aan te wijzen als ‘uitvoerende leden’. In dit geval wordt het recht op bedrijfsvoering beperkt tot die aangewezen uitvoerende leden, en worden andere leden uitgesloten van besluitvorming over het management. Beslissingen over de bedrijfsvoering worden genomen door een meerderheid van de uitvoerende leden (artikel 591, lid 1 van de Japanse vennootschapswet).

Verder is het mogelijk om uit de uitvoerende leden specifieke personen aan te wijzen als ‘vertegenwoordigende leden’. Als er vertegenwoordigende leden zijn aangewezen, wordt de bevoegdheid om het bedrijf juridisch te vertegenwoordigen geconcentreerd bij die vertegenwoordigende leden, en zijn de andere uitvoerende leden alleen verantwoordelijk voor interne bedrijfsvoering. Bovendien, als een rechtspersoon lid is, moet deze een natuurlijke persoon aanstellen als ‘uitvoerend functionaris’ en deze registreren.

Toezicht- en onderzoeksrecht

Leden die geen recht hebben op bedrijfsvoering, oftewel investeerders die zich teruggetrokken hebben uit de frontlinie van het management, behouden toch een belangrijk recht om hun investering te beschermen. Dat is het recht om de bedrijfsactiviteiten en de financiële situatie van het bedrijf te onderzoeken.

Artikel 592, lid 1, van de Japanse vennootschapswet bepaalt duidelijk dat zelfs leden die geen recht hebben op bedrijfsvoering, het recht hebben om de bedrijfsactiviteiten en de financiële situatie van het bedrijf te onderzoeken. Dit is een zeer krachtige bevoegdheid om toezicht te houden op de bedrijfsvoering van de uitvoerende leden en om fraude of fouten in het management te controleren.

Gezien het belang van dit onderzoeksrecht, zorgt de wet ervoor dat dit recht niet gemakkelijk kan worden ontnomen. Artikel 592, lid 2, van de Japanse vennootschapswet staat toe dat de statuten specifieke bepalingen maken over dit onderzoeksrecht, maar met de kanttekening dat ‘het niet mogelijk is om te bepalen dat leden het onderzoeksrecht volgens lid 1 beperken aan het einde van het fiscale jaar of wanneer er een belangrijke reden is’. Dit betekent dat zelfs via de statuten het fundamentele toezichtsrecht van de leden niet mag worden ontnomen. Deze bepaling is een belangrijke veiligheidsmaatregel voor minderheidsleden of investeerders die niet betrokken zijn bij het management, om hun investering te beschermen. In latere rechtszaken werd de schending van dit onderzoeksrecht een belangrijk geschilpunt.

Rechtenvergelijking tussen een Kabushiki Kaisha (KK) en een Gōdō Kaisha (GK) in Japan

De specifieke rechten van leden van een Gōdō Kaisha (GK), een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, kunnen duidelijker worden begrepen door deze te vergelijken met de rechten van aandeelhouders in een Kabushiki Kaisha (KK), de meest voorkomende bedrijfsvorm in Japan. De verschillen tussen beide ontstaan uit de fundamentele relatie tussen ‘eigendom en beheer’.

Een Kabushiki Kaisha (KK) hanteert het principe van ‘scheiding van eigendom en beheer’, waarbij de investeerders, de aandeelhouders, het beheer overlaten aan de directeuren, die experts zijn in het managen van het bedrijf. De rechten van de aandeelhouders zijn voornamelijk geconcentreerd op het indirect beïnvloeden van het beheer door het uitoefenen van stemrechten tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders en het ontvangen van dividenden.

Daarentegen is bij een Gōdō Kaisha (GK) het principe van ‘overeenstemming van eigendom en beheer’ van toepassing, waarbij de investeerders, de leden, zelf het beheer op zich nemen. Hierdoor zijn hun rechten directer en flexibeler. Zo kan de verdeling van de winst vrij bepaald worden in de statuten, zonder gebonden te zijn aan de verhouding van de inbreng. Besluitvorming kan ook snel plaatsvinden door overeenstemming tussen de leden, zonder de formele procedures van een algemene vergadering van aandeelhouders. Voor de overdracht van aandelen is de toestemming van alle andere leden vereist, wat wijst op een gesloten structuur waarbij persoonlijke vertrouwensrelaties binnen het bedrijf belangrijk zijn.

Hieronder vindt u een tabel met de belangrijkste verschillen.

KenmerkGōdō Kaisha (GK)Kabushiki Kaisha (KK)
Principe van winstverdelingVrij te bepalen in de statutenIn principe volgens de verhouding van inbreng
BesluitvormingsorgaanIn principe de instemming/meerderheid van alle ledenAlgemene vergadering van aandeelhouders
Basis voor stemrechtenIn principe besluit door de meerderheid van de leden (kan gewijzigd worden in de statuten)In principe één stem per aandeel
ManagersUitvoerende leden (in principe alle leden)Directeuren
Relatie tussen eigendom en beheerOvereenstemmingScheiding
Overdracht van aandelenToestemming van alle andere leden vereistIn principe vrij (behalve voor aandelen met overdrachtsbeperkingen)

Uit deze vergelijking blijkt dat een Gōdō Kaisha (GK) geschikt is voor kleinschalige gezamenlijke ondernemingen die streven naar flexibel en snel beheer op basis van persoonlijke vertrouwensrelaties, terwijl een Kabushiki Kaisha (KK) geschikt is voor grootschalige bedrijfsvoering waarbij kapitaal op grote schaal wordt verzameld en eigendom en beheer gescheiden zijn.

Conflicten tussen leden en jurisprudentie: Uitsluiting van een lid onder Japans recht

De flexibiliteit en geslotenheid van een Japanse ‘Godo Kaisha’ (vergelijkbaar met een vennootschap onder firma) zijn grote voordelen zolang de vertrouwensrelatie tussen de leden intact blijft. Echter, wanneer deze vertrouwensrelatie instort, kan dit leiden tot ernstige stagnatie in het management en conflicten. In dergelijke situaties is de uitsluiting van een problematisch lid uit het bedrijf een ultiem juridisch middel.

Artikel 859 van het Japanse vennootschapsrecht bepaalt dat, in gevallen van wangedrag of ernstige plichtsverzuim van een lid, en andere onvermijdelijke omstandigheden, het bedrijf het recht heeft om op basis van een meerderheidsbesluit van de andere leden, via een rechtszaak het lidmaatschap van het betreffende lid te beëindigen. Twee contrasterende rechtszaken bieden belangrijke inzichten in hoe deze ‘onvermijdelijke omstandigheden’ geïnterpreteerd kunnen worden.

Ten eerste is er een geval waarin het verzoek tot uitsluiting niet werd toegestaan, zoals bepaald door de Tokyo District Court op 3 juli 2019 (2019). In deze zaak, binnen een ‘Godo Kaisha’ bestaande uit een echtpaar, verzocht de vrouwelijke lid A om de uitsluiting van haar echtgenoot, de vertegenwoordigende lid Y. A beweerde dat Y haar handtekening had vervalst bij het opstellen van de jaarrekening en niet had voldaan aan haar verzoek om de boekhouding in te zien. De rechtbank wees de eis echter af. De belangrijkste reden was dat de bedrijfsactiviteiten in wezen afhankelijk waren van de inspanningen van Y alleen, en dat zijn uitsluiting aanzienlijke problemen zou veroorzaken voor de voortzetting van de bedrijfsactiviteiten. Hoewel de rechtbank erkende dat Y’s gedrag problematisch was, oordeelde zij dat de conflicten binnen het huwelijk naar het bedrijf waren overgebracht en dat het uitsluiten van Y niet ‘onvermijdelijk’ was voor het voortbestaan van het bedrijf.

Ten tweede is er een geval waarin het verzoek tot uitsluiting werd toegestaan, zoals bepaald door de Tokyo District Court op 29 november 2021 (2021). In deze zaak, binnen een ‘Godo Kaisha’ bestaande uit twee leden, pleegde de uitvoerende medewerker van het ene lid (een rechtspersoon) ernstig wangedrag door bedrijfsgelden voor privédoeleinden te gebruiken. Het andere lid verzocht om de uitsluiting van het lidmaatschap van de rechtspersoon waartoe de frauduleuze uitvoerende medewerker behoorde. De rechtbank stond dit verzoek toe. De uitspraak bepaalde dat het privégebruik van fondsen duidelijk viel onder ‘frauduleuze handelingen bij de uitvoering van taken’ zoals beschreven in artikel 859, lid 3, van het vennootschapsrecht en dat het de vertrouwensrelatie tussen de leden fundamenteel vernietigde. In dit geval werd de ernst van het wangedrag als zwaarder wegend beschouwd dan de impact van de uitsluiting op de bedrijfsvoering, en werd geoordeeld dat het uitsluiten van het frauduleuze lid ‘onvermijdelijk’ was voor de gezonde voortzetting van het bedrijf.

Deze twee rechtszaken tonen aan dat de rechtbank bij het beoordelen van een uitsluiting niet alleen kijkt naar de formele illegaliteit van de handeling, maar ook naar de impact van de handeling op de voortzetting van de bedrijfsactiviteiten en in hoeverre het de vertrouwensrelatie tussen de leden vernietigt. Er wordt een duidelijke lijn getrokken tussen ernstig wangedrag dat de voortzetting van het bedrijf bedreigt, zoals verduistering, en problemen zoals meningsverschillen over het management en het niet uitoefenen van toezichtsrechten. Dit benadrukt het belang voor leden om te begrijpen dat uitsluiting als laatste redmiddel zeer beperkt is en dat het essentieel is om conflicten op te lossen door middel van in de statuten vastgelegde procedures en onderhandelingen voordat ze escaleren, om hun rechten te beschermen.

Samenvatting

In dit artikel hebben we uitgebreid de rechten van leden in een Japanse ‘Godo Kaisha’ (Japanse vennootschap met beperkte aansprakelijkheid) besproken, vanuit het perspectief van zowel individuele als collectieve belangen. De grootste aantrekkingskracht van een ‘Godo Kaisha’ ligt in de operationele flexibiliteit, ondersteund door het principe van statutaire autonomie. Van de verdeling van winsten tot het ontwerp van het managementstructuur, leden kunnen de vorm van het bedrijf vrij ontwerpen op basis van hun eigen overeenkomst. Echter, deze vrijheid is niet onbeperkt. Er zijn strikte regels voor kapitaalbehoud ter bescherming van schuldeisers en waarborgen voor het toezicht op uitvoerende medewerkers, waarmee de wet een belangrijk kader stelt om de gezondheid van de onderneming te handhaven. Zoals rechtszaken laten zien, kan een juridische oplossing bij het uiteenvallen van de vertrouwensrelatie tussen leden moeilijk zijn, dus het meest essentiële risicobeheer is het creëren van een duidelijk en gedetailleerd statuut dat alle leden bij de start van de onderneming accepteren. Dit moet specifiek de rechten en plichten van elk lid, het besluitvormingsproces en de methoden voor het oplossen van toekomstige geschillen omvatten.

Monolith Law Office heeft een trackrecord van het leveren van een breed scala aan juridische diensten aan talrijke binnenlandse en internationale cliënten, van de oprichting van een ‘Godo Kaisha’ tot het beheer en de oplossing van geschillen. Ons kantoor heeft meerdere experts in dienst die niet alleen gekwalificeerd zijn als Japanse advocaten, maar ook als buitenlandse advocaten met Engelse taalvaardigheden, en biedt ondersteuning bij het opbouwen van de optimale governancestructuur voor de bedrijven van onze cliënten vanuit een internationaal perspectief. Als u gespecialiseerd advies nodig heeft over complexe kwesties met betrekking tot de rechten van leden, zoals besproken in dit artikel, aarzel dan niet om contact op te nemen met ons kantoor.

Managing Attorney: Toki Kawase

The Editor in Chief: Managing Attorney: Toki Kawase

An expert in IT-related legal affairs in Japan who established MONOLITH LAW OFFICE and serves as its managing attorney. Formerly an IT engineer, he has been involved in the management of IT companies. Served as legal counsel to more than 100 companies, ranging from top-tier organizations to seed-stage Startups.

Terug naar boven