Juridisch systeem en belangrijke rechtszaken met betrekking tot aandeelhoudersvertegenwoordigingsprocedures in Japan

In het kader van de Japanse bedrijfsvoering is de aandeelhoudersrepresentatievordering een uiterst belangrijk juridisch middel om een gezonde bedrijfsvoering te waarborgen en de belangen van alle aandeelhouders te beschermen. Dit systeem stelt aandeelhouders in staat om namens het bedrijf de verantwoordelijkheid van bestuurders en andere functionarissen na te streven en schadevergoeding te eisen wanneer zij hun taken verwaarlozen en het bedrijf schade berokkenen. De Japanse vennootschapswet (Companies Act) regelt in detail de mechanismen van deze aandeelhoudersrepresentatievordering, wat vooral voor buitenlandse investeerders en zakelijke belanghebbenden die in Japan opereren van essentieel belang is. Deze vorm van rechtszaak functioneert als een afschrikmiddel tegen ongepast gedrag van het management en neemt in belang toe voor het waarborgen van transparantie en verantwoordingsplicht van investeringsdoelen.
Artikel 847, lid 1, van de Japanse vennootschapswet stelt dat “aandeelhouders het recht hebben om van de naamloze vennootschap te eisen dat zij een rechtszaak aanspant om de verantwoordelijkheid van oprichters, bestuurders bij oprichting, commissarissen bij oprichting, functionarissen of vereffenaars na te streven, door middel van een schriftelijke of andere door het Ministerie van Justitie voorgeschreven methode”. Deze bepaling geeft aandeelhouders een juridische basis om namens het bedrijf de verantwoordelijkheid van functionarissen na te streven, gebaseerd op de realiteit dat het niet te verwachten is dat functionarissen hun eigen verantwoordelijkheid zullen achtervolgen en biedt aandeelhouders de middelen om de belangen van het bedrijf te beschermen.
Dit artikel biedt een gedetailleerde uitleg van de basisprincipes van de Japanse aandeelhoudersrepresentatievordering, de vereisten voor het indienen ervan, de procedures, de functionarissen die verantwoordelijk kunnen worden gehouden, en de belangrijkste rechtszaken. Verder wordt door een vergelijking met de aandeelhoudersrepresentatievorderingen in belangrijke rechtsgebieden zoals de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, de uniciteit en internationale positie van het Japanse systeem duidelijk gemaakt. We hopen oprecht dat deze uitgebreide uitleg uw begrip van de Japanse bedrijfsvoering zal verdiepen en zal bijdragen aan uw zakelijke en investeringsactiviteiten in Japan.
De Basisconcepten en Doelstellingen van Aandeelhouders Derivatieve Rechtszaken onder Japans Recht
Een aandeelhouders derivatieve rechtszaak in Japan is een procedure waarbij aandeelhouders de juridische verantwoordelijkheid van bestuurders, commissarissen, uitvoerende functionarissen of vereffenaars kunnen nastreven namens de onderneming, wanneer deze functionarissen de onderneming schade hebben berokkend in de uitoefening van hun taken en de onderneming zelf geen actie onderneemt om deze verantwoordelijkheid te verhalen. Deze rechtszaken hebben als doel het behoud van het vermogen van de onderneming en het handhaven van de integriteit van het corporate governance systeem.
Artikel 847, lid 1 van het Japanse Vennootschapsrecht vormt de wettelijke basis voor deze rechtszaken en specificeert duidelijk dat ze bedoeld zijn om de verantwoordelijkheid van “initiatiefnemers, oprichtingsbestuurders, oprichtingscommissarissen, functionarissen of vereffenaars” na te streven. Dit is een uitbreiding van het systeem onder het oude Handelsrecht, dat alleen bestuurders als doelwit had, naar een breder scala van functionarissen.
De primaire doelstelling van deze rechtszaken is het herstellen van schade die de onderneming heeft geleden door illegale handelingen of nalatigheid van de functionarissen, en het behouden van het vermogen van de onderneming. Aangezien het onwaarschijnlijk is dat functionarissen hun eigen verantwoordelijkheid zullen nastreven, nemen aandeelhouders deze rol op zich. Wanneer aandeelhouders een derivatieve rechtszaak winnen, wordt de schadevergoeding niet uitbetaald aan de individuele aandeelhouder die de zaak heeft aangespannen, maar aan de onderneming die de schade heeft geleden. Dit benadrukt de essentie dat aandeelhouders derivatieve rechtszaken niet voor persoonlijk gewin zijn, maar voor het welzijn van de gehele onderneming, en onderstreept de rol van aandeelhouders als ‘agenten’ van de onderneming.
Dit systeem versterkt de corporate governance door aandeelhouders een middel te bieden om de integriteit van het bedrijfsbeheer te bewaken en verantwoordelijkheid te eisen voor ongepaste acties. De uniforme gerechtskosten van 13.000 yen, vastgesteld door de Japanse wet op de kosten van civiele procedures, betekenen dat aandeelhouders dit belangrijke recht kunnen uitoefenen zonder een buitensporige financiële last te voelen. Echter, het feit dat de schadevergoeding toekomt aan de onderneming weerspiegelt het ontwerpidee dat aandeelhouders moeten handelen in het belang van de onderneming, niet voor persoonlijk gewin. Dit schijnbaar tegenstrijdige ontwerp benadrukt dat aandeelhouders derivatieve rechtszaken ‘voor de onderneming’ zijn. De lage gerechtskosten verwijderen economische barrières voor aandeelhouders om ‘voor de onderneming’ te handelen en bevorderen het toezicht op het management. Maar het mechanisme waarbij de schadevergoeding toekomt aan de onderneming, dient als een belangrijke remmende functie om te voorkomen dat de rechtszaak een middel wordt voor ‘bedrijfsplundering’ door aandeelhouders of onrechtmatige winstbejag. Hierdoor heeft de aandeelhouders derivatieve rechtszaak een sterke publieke karakter als ‘de laatste vesting’ in corporate governance, en bevordert het een slimme balans waarbij aandeelhouders worden aangemoedigd om te handelen in het belang van de onderneming en het algemeen welzijn, in plaats van uit persoonlijke motieven.
Vereisten en Procedures voor het Aanspannen van een Derivatieve Rechtszaak door Aandeelhouders Onder Japans Recht
Om een derivatieve rechtszaak door aandeelhouders aan te spannen, moet men voldoen aan specifieke vereisten en procedures die zijn vastgesteld door de Japanse vennootschapswet.
Geschiktheid als eiser
Voor aandeelhouders die een aandeelhoudersrepresentatievordering willen indienen in Japan, zijn bepaalde kwalificaties vereist. In het geval van een beursgenoteerd bedrijf moet de aandeelhouder volgens de Japanse wetgeving in principe al minstens zes maanden voor het indienen van de vordering aandelen van het bedrijf bezitten [Artikel 847, lid 1 van het Japanse Vennootschapsrecht (2005)]. Echter, het is mogelijk om deze periode van zes maanden te verkorten in de statuten van de onderneming. Aan de andere kant, bij niet-beursgenoteerde bedrijven, zijn er geen beperkingen met betrekking tot de periode van aandelenbezit; iedere aandeelhouder kan een vordering indienen op het moment van de eis [Artikel 847, lid 2 van het Japanse Vennootschapsrecht (2005)]. Wat betreft het aantal aandelen dat een aandeelhouder moet bezitten, is het in principe voldoende om ten minste één aandeel te bezitten, maar voor aandeelhouders met minder dan één volledig aandeel kan het recht om een representatievordering in te dienen beperkt worden in de statuten [Artikel 847, lid 1, tussen haakjes, van het Japanse Vennootschapsrecht (2005)].
De onderstaande tabel vergelijkt de vereisten voor het indienen van een aandeelhoudersrepresentatievordering bij Japanse beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde bedrijven.
【Tabel】Vergelijking van vereisten voor het indienen van een aandeelhoudersrepresentatievordering: beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde bedrijven
Aspect | Beursgenoteerde bedrijven | Niet-beursgenoteerde bedrijven |
Periode van aandelenbezit | Continu aandelenbezit vanaf 6 maanden voor de eis (kan verkort worden in de statuten) [Artikel 847, lid 1 van het Japanse Vennootschapsrecht (2005)] | Geen beperkingen op de periode van aandelenbezit (moet aandeelhouder zijn op het moment van de eis) [Artikel 847, lid 2 van het Japanse Vennootschapsrecht (2005)] |
Noodzaak van een eis tot vordering | In principe is een eis tot vordering aan de onderneming (zoals de accountant) noodzakelijk [Artikel 847, lid 3 van het Japanse Vennootschapsrecht (2005)] | In principe is een eis tot vordering aan de onderneming (zoals de accountant) noodzakelijk [Artikel 847, lid 3 van het Japanse Vennootschapsrecht (2005)] |
Uitzondering op de eis tot vordering | Directe vordering mogelijk indien er een risico op onherstelbare schade bestaat [Artikel 847, lid 5 van het Japanse Vennootschapsrecht (2005)] | Directe vordering mogelijk indien er een risico op onherstelbare schade bestaat [Artikel 847, lid 5 van het Japanse Vennootschapsrecht (2005)] |
Adres voor de vordering (in geval van aansprakelijkheid van bestuurders, etc.) | Accountant (indien een accountant is aangesteld) [Artikel 386, lid 2, punt 1 van het Japanse Vennootschapsrecht (2005)] | Accountant (indien een accountant is aangesteld) [Artikel 386, lid 2, punt 1 van het Japanse Vennootschapsrecht (2005)] |
Principes van het indienen van een rechtsvordering onder Japans recht
Aandeelhouders moeten in principe eerst een verzoek indienen bij de vennootschap om de nalatige bestuurders ter verantwoording te roepen. Dit verzoek moet schriftelijk of via elektronische middelen worden gedaan [Artikel 217 van de Uitvoeringsregels van de Japanse Vennootschapswet]. Het verzoek moet in principe gericht worden aan de statutaire auditor [Artikel 386, lid 2, sub 1 van de Japanse Vennootschapswet]. Zelfs als er meerdere auditors zijn, volstaat het om het verzoek aan één van hen te richten.
Indien de vennootschap (de auditor) binnen 60 dagen na het verzoek geen rechtszaak tot verantwoording heeft aangespannen, kan de aandeelhouder die het verzoek heeft ingediend namens de vennootschap zelf een aandeelhoudersrepresentatievordering instellen [Artikel 847, lid 3 van de Japanse Vennootschapswet]. Deze periode van 60 dagen wordt beschouwd als een ‘overwegingsperiode’ waarin de auditor de feiten kan onderzoeken en juridisch kan overwegen om te beslissen of er al dan niet een rechtszaak moet worden aangespannen.
Uitzonderingen waarbij het weglaten van een eis tot dagvaarding is toegestaan
Er zijn uitzonderingen op de bovengenoemde regel van 60 dagen. Als er een risico bestaat dat er onherstelbare schade aan de onderneming ontstaat door het verstrijken van de 60 dagen na de dag van de eis, dan mag een aandeelhouder de eis aan de onderneming overslaan en direct een aandeelhoudersrepresentatieve rechtszaak aanspannen [Artikel 847, lid 5, van het Japanse Vennootschapsrecht (2005)].
Beperkingen op het aanspannen van rechtszaken met een oneigenlijk doel onder Japans recht
Het aanspannen van een aandeelhoudersrepresentatievordering is niet toegestaan indien het doel van de betreffende aandeelhouder of een derde partij is om onrechtmatig voordeel te behalen of om schade toe te brengen aan de onderneming [Artikel 847, lid 1, uitzondering van de Japanse Vennootschapswet]. Rechtszaken met dergelijke doeleinden worden afgewezen omdat ze niet voldoen aan de vereisten voor het voeren van een rechtszaak.
De Cruciale Rol van de Auditcommissaris Onder Japans Recht
In reactie op een rechtsvordering van aandeelhouders heeft de auditcommissaris in Japan een belangrijke taak om binnen 60 dagen een onderzoek uit te voeren en te beslissen over het al dan niet aanspannen van een rechtszaak. Deze auditcommissaris moet het onderzoek op eigen verantwoordelijkheid uitvoeren en kan niet simpelweg een conclusie vragen aan de juridische afdeling of de interne auditafdeling. Als de auditcommissaris besluit geen rechtszaak aan te spannen, is hij verplicht de redenen hiervoor te melden aan de aandeelhouders die daarom vragen, volgens artikel 847, lid 4 van het Japanse Vennootschapsrecht.
De rol van de auditcommissaris in het Japanse systeem verdient bijzondere aandacht in vergelijking met systemen in de Verenigde Staten of het Verenigd Koninkrijk. In de VS wordt een besluit van de raad van bestuur om niet in te gaan op een pre-litigation claim beschermd door het principe van de zakelijke beoordelingsregel, waardoor aandeelhouders in principe geen aansprakelijkheidsvordering kunnen instellen. In tegenstelling tot de VS, beïnvloedt in Japan het besluit van de auditcommissaris om niet te vervolgen de rechten van aandeelhouders om een rechtszaak aan te spannen niet, ongeacht de redenen voor dat besluit. Dit verschil in systeemontwerp benadrukt de fundamentele filosofische verschillen in de balans tussen ‘bestuurlijke discretie’ en ‘aandeelhouderscontrole’ in het ondernemingsbestuur van verschillende landen. In Japan probeert men, zelfs als de interne checks door de auditcommissaris niet functioneren, door aandeelhouders de mogelijkheid te bieden om ‘namens de onderneming’ direct een rechtszaak aan te spannen, een ultieme controle op het management te behouden. Dit is gebaseerd op het idee dat, in het geval van onvoldoende interne controle, het voorkomen van waardevermindering van de onderneming door externe druk mogelijk is. In contrast hiermee, in de VS, is er een neiging om het management te beschermen tegen onnodige rechtszaken door het principe van de zakelijke beoordelingsregel van de raad van bestuur sterk te respecteren en de stabiliteit van het management te benadrukken. Deze kenmerkende eigenschap van het Japanse systeem is een belangrijke overweging voor buitenlandse investeerders bij het beoordelen van de mogelijkheid voor aandeelhouders om het management van Japanse bedrijven ter verantwoording te roepen.
De reikwijdte van verantwoordelijkheid en de betrokken bestuurders onder Japans recht
In Japan kunnen aandeelhoudersvertegenwoordigingsprocedures een breed scala aan bestuurders en soortgelijke functionarissen ter verantwoording roepen voor het beheer en de bedrijfsvoering van een onderneming.
De reikwijdte van betrokken bestuurders en functionarissen
Onder Japanse aandeelhoudersvertegenwoordigingsprocedures vallen niet alleen directeuren, maar ook oprichters, directeuren bij oprichting, commissarissen bij oprichting, accounting adviseurs, uitvoerende functionarissen, commissarissen, accountants en liquidateurs [Japanse Vennootschapswet (Companies Act) Artikel 847, Lid 1; Artikel 423, Lid 1]. Waar onder het oude Handelsrecht alleen directeuren aansprakelijk waren, heeft de huidige Japanse Vennootschapswet het bereik uitgebreid om meer inclusieve corporate governance mogelijk te maken. Deze uitbreiding is gebaseerd op het inzicht dat niet alleen directeuren, maar ook commissarissen en uitvoerende functionarissen, een impact kunnen hebben op de schade die een bedrijf lijdt.
Specifieke voorbeelden van nalatigheid in plichten en het principe van managementbeoordeling
De meest voorkomende verantwoordelijkheid die bestuurders en soortgelijke functionarissen jegens een bedrijf hebben, is de ‘nalatigheid in plichten’, waarbij zij aansprakelijk zijn voor schade die ontstaat doordat zij hun taken verwaarlozen [Japanse Vennootschapswet Artikel 423, Lid 1]. Bij het beoordelen van deze verantwoordelijkheid is het ‘principe van managementbeoordeling’ een belangrijke overweging. Dit principe stelt dat zolang de managementbeslissingen van een directeur geen belangrijke en onachtzame fouten in feitenherkenning bevatten en het besluitvormingsproces en de inhoud niet bijzonder onredelijk of ongepast zijn voor een bedrijfsleider, er geen sprake is van schending van de zorgvuldigheidsplicht. Dit principe is bedoeld om de discretie van managers te respecteren en hen te beschermen tegen onnodige rechtszaken.
Eisen tot terugbetaling van onrechtmatig verstrekte voordelen
Wanneer bestuurders en soortgelijke functionarissen ongerechtvaardigde voordelen verlenen uit bedrijfsvermogen in verband met de uitoefening van aandeelhoudersrechten, kunnen aandeelhoudersvertegenwoordigingsprocedures worden ingezet om deze voordelen terug te vorderen [Japanse Vennootschapswet Artikel 120, Lid 3; Artikel 847, Lid 1]. Dit is bedoeld om ongerechtvaardigde gunsten aan specifieke aandeelhouders te voorkomen en de eerlijkheid tussen aandeelhouders te waarborgen.
Onrechtvaardige betalingsbedragen voor aandeleninschrijvingen en dergelijke
Eisen tot betaling aan de onderneming kunnen ook worden gericht tegen personen die aandelen of nieuwe aandelenopties hebben geaccepteerd tegen een oneerlijk betalingsbedrag [Japanse Vennootschapswet Artikel 212, Lid 1; Artikel 285, Lid 1; Artikel 847, Lid 1]. Dit is om ongerechtvaardigde uitstroom van bedrijfsvermogen bij de uitgifte van nieuwe aandelen te voorkomen.
Theorieën over de reikwijdte van directeursverantwoordelijkheid en trends in Japanse Hooggerechtshof jurisprudentie
Er is al lang een debat gaande over de reikwijdte van ‘directeursverantwoordelijkheid’ die kan worden nagestreefd in aandeelhoudersvertegenwoordigingsprocedures, met twee belangrijke theorieën die tegenover elkaar staan: de ‘algemene schuldtheorie’ en de ‘beperkte schuldtheorie’. De algemene schuldtheorie stelt dat alle schulden die een directeur aan een bedrijf heeft, inbegrepen zijn en dat er altijd een mogelijkheid is dat het bedrijf nalaat om de directeur ter verantwoording te roepen, ongeacht de oorzaak van de schuld. De beperkte schuldtheorie daarentegen pleit ervoor om de verantwoordelijkheid te beperken tot specifieke verplichtingen die moeilijk of onmogelijk zijn om kwijt te schelden, uit respect voor het managementdiscretionaire recht van de onderneming.
Het Japanse Hooggerechtshof heeft op 10 maart 2009 (Heisei 21) voor het eerst een oordeel gegeven over dit onderwerp. Deze uitspraak erkende dat naast de verantwoordelijkheid die voortvloeit uit de positie van een directeur, ook de verantwoordelijkheid gebaseerd op transactieschulden jegens het bedrijf onderwerp kan zijn van aandeelhoudersvertegenwoordigingsprocedures, waarmee een middenweg tussen de algemene en beperkte schuldtheorieën werd ingenomen.
Belangrijke Japanse Rechtszaken en Hun Betekenis
Om de werking van Japanse aandeelhoudersrepresentatievorderingen te begrijpen, is het essentieel om belangrijke rechtszaken uit het verleden te analyseren. Deze zaken bieden concrete richtlijnen over hoe Japanse rechtbanken de verantwoordelijkheid van bestuurders beoordelen aan de hand van specifieke gevallen.
Rechtszaken die het principe van bestuurlijke besluitvorming verduidelijken
- Hooggerechtshof van Japan, 15 juli 2010 (2010) (Apaman Shop aandeelhoudersrepresentatievordering)
- Zaakoverzicht: In een zaak waarin een beursgenoteerd bedrijf als onderdeel van een bedrijfsherstructureringsplan van plan was om een dochteronderneming volledig te verwerven door aandelen van andere aandeelhouders te kopen voor een bedrag dat ongeveer vijf keer de juiste prijs was, werd de schending van de zorgvuldigheidsplicht van de bestuurders betwist.
- Uitspraak: Het Hooggerechtshof oordeelde dat, zolang de erkenning van de feiten die aan de besluitvorming ten grondslag lagen geen belangrijke en onachtzame fouten bevatte en het proces en de inhoud van de besluitvorming niet bijzonder onredelijk of ongepast waren voor een bedrijfsleider, de handelingen van de bestuurders niet in strijd waren met hun zorgvuldigheidsplicht. Deze uitspraak was de eerste van het Hooggerechtshof die de toetsingsnormen voor het ‘principe van bestuurlijke besluitvorming’ in Japanse civiele zaken verduidelijkte en heeft een grote invloed gehad op latere oordelen over de verantwoordelijkheid van bestuurders in aandeelhoudersrepresentatievorderingen.
Rechtszaken betreffende het verlenen van voordelen
- Hooggerechtshof van Japan, 10 april 2006 (2006) (Janome Sewing Machine aandeelhoudersrepresentatievordering)
- Zaakoverzicht: In een zaak waarin een bedrijf schade leed door het betalen van grote sommen geld in reactie op bedreigingen van een persoon die bekend stond als een marktmanipulator, werd de schending van de loyaliteits- en zorgvuldigheidsplicht van de toenmalige bestuurders in vraag gesteld.
- Uitspraak: Het Hooggerechtshof oordeelde dat de nalatigheid van de bestuurders van een beursgenoteerd bedrijf, die voorstelden of instemden met het betalen van grote sommen geld aan aandeelhouders in reactie op onrechtmatige eisen, niet kon worden ontkend. Deze uitspraak stelde strenge eisen aan de verantwoordelijkheid van bestuurders die toegeven aan onrechtmatige eisen van antisociale krachten en benadrukte opnieuw het belang van de loyaliteitsplicht van bestuurders.
Andere belangrijke rechtszaken
- Tokyo High Court, 25 april 2002 (2002) (Mitsubishi Oil aandeelhoudersrepresentatievordering)
- Zaakoverzicht: Een zaak waarin een bedrijf illegaal en onrechtmatig fondsen verstrekte aan olieverkopers door opslagen op de transactieprijzen van olieproducten of door site-specifieke transacties.
- Uitspraak: Het Tokyo High Court erkende de schending van de zorgvuldigheidsplicht van de bestuurders van een beursgenoteerd bedrijf. Dit was een duidelijke uitspraak over de verantwoordelijkheid van bestuurders die ongepaste transacties uitvoeren die de belangen van het bedrijf schaden.
- Tokyo District Court, 27 september 2007 (2007) (Kanebo aandeelhoudersrepresentatievordering)
- Zaakoverzicht: Een zaak waarin de schending van de zorgvuldigheidsplicht en loyaliteitsplicht van bestuurders werd betwist, die als onderdeel van een financiële herstructurering hun belangrijkste bedrijfsactiviteiten overdroegen en de opbrengsten daarvan omzetten in leningen.
- Uitspraak: Het Tokyo District Court wees de schadevergoedingseis af en ontkende nalatigheid van de bestuurders. Deze uitspraak is belangrijk als een geval dat de discretionaire bevoegdheid van bestuurders in bedrijfsherstructureringen onder moeilijke bedrijfsomstandigheden erkent.
Verdedigingsstrategieën tegen aandeelhoudersvertegenwoordigingsprocedures in Japan
Het Japanse systeem van aandeelhoudersvertegenwoordigingsprocedures bevordert enerzijds het toezicht door aandeelhouders op het management, terwijl het anderzijds een belangrijk beperkingsmechanisme biedt om bedrijven en hun bestuurders te beschermen tegen onrechtmatige rechtszaken.
Verzoek om zekerheidstelling en de vereisten daarvoor
Bestuurders die als gedaagden optreden, kunnen als verdedigingsmaatregel tegen onrechtmatige aandeelhoudersvertegenwoordigingsprocedures een ‘verzoek om zekerheidstelling’ indienen. Dit is een systeem waarbij de rechtbank, als wordt aangetoond dat de rechtszaak is gebaseerd op ‘kwade wil’, de eisende aandeelhouder kan bevelen om zekerheid te stellen voor proceskosten en toekomstige schadeclaims [Artikel 847, lid 7 en 8 van het Japanse Vennootschapsrecht]. Deze ‘kwade wil’ omvat niet alleen de ‘kwaadaardige theorie’ (het doel van de rechtszaak is om het bedrijf onrechtmatig schade toe te brengen), maar omvat tegenwoordig ook de ‘zuivere kwade wil theorie’ (het aanspannen van een rechtszaak terwijl men weet dat er geen grond voor de vordering is). Wanneer een bevel tot zekerheidstelling wordt gegeven, neigen veel eisende aandeelhouders ertoe de rechtszaak op te geven, waardoor het in de praktijk een effectief verdedigingsmiddel is.
Verweer tegen misbruik van aandeelhoudersrechten en de criteria daarvoor
Een ander belangrijk verdedigingsmiddel is het verweer tegen ‘misbruik van aandeelhoudersrechten’. Dit houdt in dat het aanspannen van de aandeelhoudersvertegenwoordigingsprocedure zelf wordt beschouwd als misbruik van rechten zoals bepaald in artikel 1, lid 3 van het Japanse Burgerlijk Wetboek en daarom niet is toegestaan. Om misbruik van aandeelhoudersrechten te erkennen, zijn zowel de ‘kwaadaardigheid’ van de eisende aandeelhouder (het nastreven van onrechtmatige persoonlijke belangen of het doel om te treiteren) als het ‘gebrek aan redelijkheid’ in de inhoud van de eis van de aandeelhouder vereist. Hoewel gevallen waarin misbruik van aandeelhoudersrechten wordt erkend zeldzaam zijn, werd het voor het eerst erkend in de zaak van de Bank van Nagasaki.
Mogelijkheid tot schadevergoeding bij onrechtmatige rechtszaken
Als een bevel tot zekerheidstelling wordt gegeven of als het verweer tegen misbruik van aandeelhoudersrechten wordt erkend en de aandeelhoudersvertegenwoordigingsprocedure wordt afgewezen, kunnen de gedaagde bestuurders de eisende aandeelhouder aansprakelijk stellen voor schadevergoeding op basis van een onrechtmatige rechtszaak. Dit is mogelijk wanneer de rechtszaak wordt beschouwd als ‘in aanzienlijke mate onevenredig’ in het licht van het doel en de geest van het rechtsstelsel, en de winnende bestuurders kunnen compensatie eisen voor advocaatkosten en immateriële schade.
Hoewel het mogelijk is om met lage proceskosten een rechtszaak aan te spannen, toont de aanwezigheid van deze verdedigingsmaatregelen aan dat er een balans is gevonden tussen het bevorderen van gezond toezicht door aandeelhouders en het beschermen van bedrijven tegen misbruik van rechtszaken. Het systeem van zekerheidstelling onderdrukt ongegronde rechtszaken door ‘kwade wil’ te erkennen en economische lasten op te leggen. Het verweer tegen misbruik van aandeelhoudersrechten biedt daarentegen een juridische basis om een rechtszaak af te wijzen wanneer het ‘doel’ van de rechtszaak zelf ongepast is. Deze verdedigingsmaatregelen creëren, samen met de lage proceskosten, een ingenieuze balans om te voorkomen dat aandeelhoudersvertegenwoordigingsprocedures worden misbruikt als middel voor ‘bedrijfsplundering’. Vooral de mogelijkheid tot schadevergoeding bij onrechtmatige rechtszaken vormt een krachtige stimulans voor aandeelhouders om hun gronden en doelen zorgvuldiger te overwegen alvorens een rechtszaak aan te spannen.
Vergelijking van het Japanse systeem voor aandeelhoudersrepresentatievorderingen met buitenlandse systemen
Het Japanse systeem voor aandeelhoudersrepresentatievorderingen deelt enkele gemeenschappelijke kenmerken met de systemen van andere belangrijke rechtsgebieden, maar kent ook enkele belangrijke verschillen. Het begrijpen van deze verschillen is uiterst belangrijk in internationale zakelijke activiteiten.
Het systeem van aandeelhoudersrepresentatievorderingen in de Verenigde Staten
Artikel 23.1 van de Amerikaanse Federal Rules of Civil Procedure stelt de voorwaarden voor aandeelhoudersrepresentatievorderingen vast. In de VS moet de eisende aandeelhouder in de dagvaarding specifiek de inspanningen beschrijven die zijn gedaan om gewenste maatregelen van de directie of een gelijkwaardige autoriteit te verkrijgen, of de redenen waarom deze inspanningen niet zijn ondernomen. Dit staat bekend als ‘demand futility’ en stelt dat het nalaten van een verzoek voorafgaand aan de rechtszaak alleen is toegestaan als het bestuur niet in staat is om adequaat te reageren op het verzoek. Echter, deze claim van nutteloosheid moet gedetailleerd worden onderbouwd in de dagvaarding. Bovendien, als het bestuur besluit niet in te gaan op het verzoek van de aandeelhouder, wordt deze beslissing in de VS beschermd door de ‘business judgment rule’, en in principe mogen aandeelhouders geen aansprakelijkheidsvordering instellen. Om de rechtszaak voort te zetten, moet de aandeelhouder gedetailleerd beargumenteren en bewijzen dat de beslissing van het bestuur om niet te vervolgen onredelijk is.
Het systeem van aandeelhoudersrepresentatievorderingen in het Verenigd Koninkrijk
Onder artikel 260 van de Britse Companies Act 2006 kunnen aandeelhoudersrepresentatievorderingen alleen worden ingesteld voor handelingen of nalatigheden die gepaard gaan met nalatigheid, wanprestatie, plichtsverzuim of vertrouwensbreuk door de directie. In het VK is geen toestemming van de rechtbank nodig om een aandeelhoudersrepresentatievordering te starten, maar toestemming is wel vereist om de rechtszaak ‘voort te zetten’. Dit toestemmingsproces is tweeledig: eerst moet een ‘prima facie case’ worden aangetoond, waarna de rechtbank verschillende overwegingen beoordeelt die zijn vastgelegd in artikel 263 van de Companies Act (zoals de oprechtheid van de aandeelhouder, het belang van de rechtszaak voor het bevorderen van het succes van het bedrijf, en de beschikbaarheid van alternatieve remedies). Ook is de beschikbaarheid van alternatieve remedies voor aandeelhouders, zoals de remedie voor oneerlijke benadeling, een belangrijke overweging voor de rechtbank bij het beoordelen van de toestemming.
Verschillen en overeenkomsten tussen het Japanse systeem en andere systemen
De systemen voor aandeelhoudersrepresentatievorderingen in Japan, de VS en het VK hanteren allemaal een verschillende balans tussen ‘managementvrijheid’ en ‘aandeelhouderscontrole’ in corporate governance. Het Japanse systeem verschilt aanzienlijk van de Amerikaanse en Britse systemen doordat het aandeelhouders verplicht om een verzoek tot vervolging aan de auditors voor te leggen, terwijl het tegelijkertijd aandeelhouders niet principieel belemmert in hun recht om een rechtszaak aan te spannen, zelfs als het bedrijf besluit niet te vervolgen. In de VS wordt het oordeel van het bestuur sterk gerespecteerd en in het VK is toestemming van de rechtbank essentieel, waarbij het perspectief van ‘zou een redelijke directeur de rechtszaak voortzetten’ sterk meeweegt in de beslissing. Als we kijken naar de drempels voor het voortzetten van een rechtszaak, dan is in Japan het mogelijk om met een lage vergoeding een rechtszaak te starten, terwijl in de VS het bewijs van demand futility vereist is en in het VK een tweeledig toestemmingsproces van de rechtbank. Echter, in alle drie de landen geldt het gemeenschappelijke principe dat aandeelhoudersrepresentatievorderingen ten behoeve van het bedrijf worden uitgevoerd en dat eventuele schadevergoedingen aan het bedrijf toekomen.
Uit deze vergelijking blijkt duidelijk dat elk land een andere balans hanteert tussen ‘managementvrijheid’ en ‘aandeelhouderscontrole’ in corporate governance. Japan benadrukt interne controle (verzoeken aan de auditors) maar zorgt er tegelijkertijd voor dat aandeelhouders uiteindelijk direct een rechtszaak kunnen aanspannen, waardoor de externe controle op het management relatief sterk blijft. Dit weerspiegelt een houding die de rol van aandeelhoudersrepresentatievorderingen als ‘laatste redmiddel’ tegen inactiviteit of wangedrag van het management benadrukt. Aan de andere kant leggen de VS en het VK meer nadruk op de stabiliteit van het management en bescherming tegen onnodige rechtszaken door middel van de business judgment rule en een strikt toestemmingsproces van de rechtbank. Voor buitenlandse investeerders is het essentieel om deze verschillen te begrijpen bij het beoordelen van de risico’s en rendementen in de investeringsomgeving van elk land.
Samenvatting
Het systeem van aandeelhoudersderivatiezaken in Japan is een cruciaal mechanisme voor corporate governance, waarmee aandeelhouders namens de onderneming de verantwoordelijkheid kunnen nagaan van bestuurders die hun taken hebben verwaarloosd en daarmee schade aan de onderneming hebben toegebracht. Hoewel het mogelijk is om met lage kosten een rechtszaak aan te spannen, zijn er ook maatregelen getroffen om misbruik van het rechtssysteem te voorkomen, zoals het vereisen van zekerheid en het verweer tegen misbruik van aandeelhoudersrechten. Dit zorgt voor een evenwicht tussen het bevorderen van een gezonde toezicht door aandeelhouders en het beschermen van de onderneming tegen misbruik van rechtszaken.
Monolith Law Office beschikt over diepgaande expertise in het Japanse ondernemingsrecht en corporate governance en heeft een uitgebreide staat van dienst opgebouwd in het ondersteunen van een breed scala aan cliënten binnen Japan op het gebied van bedrijfsjuridische zaken, inclusief aandeelhoudersderivatiezaken. Wij richten ons op het bieden van praktische en strategische oplossingen voor complexe juridische vraagstukken. Ons kantoor heeft meerdere Engelssprekende advocaten met buitenlandse juridische kwalificaties in dienst, waardoor we in staat zijn om onze internationale cliënten nauwkeurig te ondersteunen met een tweetalige aanpak in zowel Japans als Engels. Voor vragen of advies over het Japanse rechtssysteem, in het bijzonder over corporate governance en juridische procedures, bieden wij professioneel en accuraat advies zonder dat u een taalbarrière ervaart.
Category: General Corporate
Tag: Incorporation